Skip to main content
Aanzet

Over trainen en wedstrijden spelen

Geschreven door 30 januari 2018september 27th, 2022No Comments2 minuten leestijd

127e jaargang, 2 februari 2018, nr.3

Het zit niet in mijn systeem om op zaterdagmiddag langs de lijn te staan. Nu werd dat ook nooit van mij gevraagd; onze kinderen zijn door gezondheidsklachten helaas niet in staat geweest om zich bezig te houden met voetbal, het belangrijkste van alle onbelangrijke dingen, zoals één van de recente pauzen het genoemd moet hebben. Ik ben dus geen juichpapa: respect voor de ouders die het wel opbrengen om hun nageslacht sportief aan te vuren, hoewel dat sportieve nog wel eens ontbreekt, heb ik me laten vertellen …

Lichaam, bruid, kudde, tempel – de Bijbel gebruikt allerlei beelden om het geheimenis van de gemeente aan te duiden. Het beeld van een (sport-)team hoort daar niet bij, hoewel Paulus de metafoor van hardloper of bokser niet schuwt, als hij iets duidelijk wil maken.

Pasgeleden hoorde ik iemand stellen dat de kerken in Nederland wel ‘veel trainen, maar weinig wedstrijden spelen’. We trainen als kerken, dat wil zeggen we horen als gemeente de verkondiging. Vervolgens verlaten we het kerkgebouw en we proberen dan – als het goed is – op onze kleine persoonlijke postzegel Christus na te volgen en het gehoorde in praktijk te brengen. Knap lastig, in je eentje.

Veel, heel veel Bijbelgetrouwe christenen doen aan vrijwilligerswerk in de samenleving. Maar ze doen het dikwijls individueel, of althans, niet samen als gemeente. We ‘trainen’ op zondag samen, maar we ‘spelen geen wedstrijden’ samen.

In andere werelddelen blijkt dat anders te gaan. Zo is het in Zuid-Amerika heel gebruikelijk om als gemeente in de omgeving een hulpverleningsproject op te zetten. De gemeente is zo bezig om met daden en woorden het Evangelie te vertolken in de lokale situatie. Deze praktijk heeft veel betekend voor de voortgang van het Evangelie.

In Nederland is dat niet zo gebruikelijk. Veel diaconale taken zijn de vorige eeuw door de overheid overgenomen, hoewel er langzaam een kentering gaande is. De verzuiling maakte dat elke groep zich sterk richtte op de eigen soortgenoten; dan ligt diaconale bemoeienis met andere groepen minder voor de hand.

Iets om over na te denken: wat merkt de buurt van ons kerk-zijn, wanneer onze gemeente zou ophouden te bestaan? Is dat iets meer dan dat met de kerkgangers ook de parkeeroverlast verdwijnt?

Weergaven: 1