Skip to main content

128e jaargang, 18 januari, nr.2

Een depressie is een serieuze kwaal waarmee velen ervaring hebben. Er wordt tegenwoordig zelfs gesproken van een depressie-epidemie. Er is verband tussen depressie en geloof, maar beide moeten niet door elkaar worden gehaald. Wat kan een pastor betekenen? Kunnen pastoraat en hulpverlening samenwerken? En als je geen pastor bent, hoe kun je iemand dan steunen? We zoeken naar hoop in de uitzichtloosheid.

 

Gelovigen met een depressie

Ook onder gelovigen komt het voor dat mensen last hebben van depressie. Dat kan in hevigheid verschillen van zo nu en dan depressieve gevoelens tot een depressieve stoornis. Voor dat laatste moet er gedurende twee weken sprake zijn van vijf van de volgen de symptomen: voortdurende neerslachtigheid, verlies van belangstelling, gewichtsvermindering, slapeloosheid, moeheid of energieverlies, gevoelens van waardeloosheid of buitensporige schuldgevoelens, concentratieverlies, gedachten aan de dood of een doodswens. Depressieve mensen krijgen te maken met veel onbegrip. Met alle goede bedoelingen proberen anderen hen op te peppen en te overtuigen dat het leven de moeite waard is, of dat God goed is. De depressieve persoon voelt zich daardoor alleen nog maar hopelozer.

Hoe kan dat, dat gelovigen depressief worden? Zij hebben toch redenen genoeg om niet moedeloos en lusteloos te zijn? Het leven is een geschenk. God geeft ons zijn belofte van leven en bijstand. We mogen ons vertrouwen op Hem stellen, ook als wij zelf tekortschieten. Er is wel eens gesuggereerd dat een streng gereformeerd geloof depressiviteit in de hand werkt. De redenering is als volgt: de mensen krijgen aangezegd dat zij zondig zijn, én dat zij daar niets aan kunnen doen, als gevolg van de erfzonde en de uitverkiezing. Ze zijn hulpeloos maar schuldig. Aleid Schilder heeft deze hypothese ontwikkeld in haar geruchtmakende doctoraalscriptie. Onderzoek heeft haar these echter niet bevestigd. Wereldwijd blijken gelovigen minder depressief te zijn dan ongelovigen. Dat geldt ook voor de ‘kleine gereformeerde kerken’ (bevindelijk en vrijgemaakt). Natuurlijk kunnen depressieve mensen die geloven zich hulpeloos en schuldig voelen, dat hoort bij het ziektebeeld. Die gevoelens worden automatisch geprojecteerd op zaken die belangrijk voor je zijn, hier de verhouding tot God.

 

Twee verschillende dingen

Een streng geloof op zichzelf maakt mensen niet depressief. Maar hoe is het dan mogelijk dat je in een context van geloof en kerk depressief wordt? Daarbij kan van alles een rol spelen, sterk afhankelijk van de situatie, maar voorop staat dat geloofsstrijd en depressie twee verschillende dingen zijn. Het eerste heeft te maken met geestelijk leven, het tweede met mentale gezondheid. Beide liggen niet in elkaars verlengde, al beïnvloeden ze elkaar wel, want ze werken allebei in op de ziel, de psyche. Geloof is geen antidepressivum, zegt de hersteld hervormde psychiater Arie Jan de Lely. Wel kan een depressie het functioneren van het geloof verlammen: je kunt je niet concentreren op een preek of op het gebed; je betwijfelt of God jou wil aanvaarden en vergeven; het is alsof God zich niets van je aantrekt; je hebt ook geen fut om God te zoeken; je voelt weerzin tegen al te positieve evangelieklanken; een doodswens kan haaks staan op de motivatie om bij God het leven te zoeken. Geloof kan wel bescherming bieden tegen een volledig wegglijden in het donker, maar dat is geen automatisch effect. Het is ook geen kwestie dat je ‘niet goed genoeg gelooft’, als je er geen kracht uithaalt. Het hoort bij de situatie dat het allemaal zo verwarrend is.

 

Depressie-epidemie

Depressie komt niet door een streng geloof in God, er is eerder een tegengestelde beweging te constateren. De protestantse hoogleraar Frits de Lange heeft daarop gewezen. Hij zoekt met anderen naar oorzaken waarom depressiviteit zo sterk om zich heen grijpt. Hij spreekt zelfs van volksziekte nummer één. Hij sluit aan bij de bekende term die door professor Trudy Dehue is geïntroduceerd: de depressie-epidemie. In de moderne, neoliberale cultuur zijn mensen helemaal op zichzelf aangewezen. Vroeger maakten zij deel uit van traditionele gemeenschappen en hadden daarin hun erkende plaats en taak. Het ging om discipline en als je tekortschoot was er sprake van schuld. Deze gemeenschappen waren doortrokken van christelijk waarden. Dat betekent: mensen werden wel kritisch beoordeeld en beoordeelden zichzelf zo, maar er was ook ruimte voor erkenning van schuld en de genade van vergeving. Nu is dat anders. Friedrich Nietzsche verkondigde in de 19e eeuw al dat de mensen God dood hadden verklaard en dat ze er nu alleen voor stonden. De Lange probeert op dit spoor de verbreiding van depressie te verklaren. Alles komt nu op de mens zelf terecht. Die moet zichzelf tot iemand maken die in de ogen van anderen en zichzelf iets voorstelt. Hij of zij wordt geacht de regisseur van het eigen succes te zijn, initiatiefrijk, energiek, flexibel, stressbestendig, communicatief, energiek. Het leidt tot een permanente druk jezelf te overtreffen. De pressie kan leiden tot depressie. Je kunt wakker gaan liggen van je onvermogen aan je eigen normen te voldoen. Dat leidt niet tot schuldgevoel, maar tot schaamte. Het kan zo ver gaan dat je jezelf zou willen uitwissen. Daartoe leidt een maatschappij die mensen dwingt boven zichzelf uit te stijgen. De Lange maakt onderscheid tussen klassieke en moderne depressies. De eersten zouden meer samenhangen met een onverwerkt verleden, bijvoorbeeld door onveilige hechting aan ouders door hun grilligheid of afwezigheid, de laatsten meer met een loodzware toekomst. Hij citeert een treffende spreuk van Loesje: ‘Wie de lat te hoog legt voor zichzelf, gaat er gemakkelijk onderdoor.’

 

Valkuilen in het geloofsgesprek

Kun je iemand steunen die een depressie doormaakt? Vooraf een opwekkende mededeling: depressies zijn meestal niet blijvend. Als ze lang aanhouden heb je er professionele hulp bij nodig. Daarover straks meer. Maar vaak gaat het na verloop van tijd toch ook spontaan weer beter met de patiënt. Dit betekent niet dat we ons ervan af kunnen maken met een: ‘o, dat gaat vanzelf wel weer over.’ Iemand die in deze toestand zit, heeft serieus aandacht nodig. En soms is het wel chronisch. Hoe kun je die aandacht het beste geven? Er zijn diverse valkuilen waar je attent op moet zijn.

 

Een valkuil is, dat we het gesprek te zwaar laden en proberen de ander op betere gedachten te brengen. Ik heb daar aan het begin al even op gezinspeeld. Het is beter helemaal niet te argumenteren. De ander overtuigen lukt toch niet. En gebruik zeker geen moreel of emotioneel geladen argumenten. Die ander is in zijn of haar psyche, dat is in verstand, gevoel en wil, ziek. De persoon in kwestie voelt zich alleen maar onbegrepen en loopt het risico zich nog extra schuldig te gaan voelen. Wees belangstellend maar houd het gesprek zakelijk. Niet zeggen: dat zie je verkeerd. Informeer hoe het gaat, probeer in eigen woorden te zeggen wat je van de ander begrepen hebt. Wees niet bang ‘domme’ vragen te stellen. Kom er maar eerlijk voor uit dat je het moeilijk vindt je in de ander te verplaatsen. Trek je de verwijten die de ander jou maakt niet persoonlijk aan.

 

Een andere valkuil is ongeduld. In ongeduld zit een heimelijk verwijt: luister nou toch gewoon naar wat ik zeg; wees toch niet zo koppig. Het is niet zo vreemd dat je als naaste ongeduldig wordt. Als je dicht bij een depressief persoon staat, is dat zwaar. En diegene is niet voor rede vatbaar. Hiervoor is geen gemakkelijke oplossing. De waarde van het contact ligt in de trouw. Het is belangrijk dat de ander ervaart dat je hem of haar niet laat vallen. Misschien mag je wel model staan voor de vasthoudende liefde van God. Daar gaat een signaal van uit, ook al heb je geen woord gezegd over het geloof.

 

Waar we verder voor uit moeten kijken kwam hiervoor al even om de hoek: voor verborgen verwijten, ook als ze uit iets anders voortkomen dan ongeduld. Je kunt bijvoorbeeld vinden dat iemand erg egoïstisch is: hij of zij kan alleen maar aan zichzelf denken. Of je hebt de analyse van prof. De Lange in je achterhoofd en je denkt: jij dacht natuurlijk dat je het altijd beter kon, je overschatte jezelf. Dat heb je ervan! Op verschillende manieren gaat hier iets mis. In de eerste plaats weet je niet zeker of in dit geval daar de oorzaak ligt. Bovendien is de geschetste situatie niet die van persoonlijke zelfoverschatting, maar van een maatschappij die mensen opjaagt om de prestaties op te voeren. Degenen die deze druk niet aankunnen, zijn als de kanarie in de kolenmijn: zij zijn het signaal dat dit een ongezond werkmilieu is. Anderen houden het langer vol. Iemand die daardoor in een depressie vervalt, is slachtoffer.

 

Depressie en de Bijbel

Kan in een gesprek met depressieve mensen de Bijbel aan bod komen? Als beide gesprekspartners de Bijbel aanvaarden als Gods Woord, kan dat zeker. Er zijn gedeelten die je volgens mij beter niet kunt lezen. Ik denk aan de sombere buien van koning Saul, nadat hij ongehoorzaam was geweest aan het bevel van God via Samuël om na zijn overwinning op de Amelekieten geen oorlogsbuit te bewaren. Zo’n gedeelte leidt er gemakkelijk toe dat men zichzelf met Saul vereenzelvigt en tot de gedachte komt dat God hem of haar straft. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Een positiever gedeelte dat beter geschikt is, is het verhaal van de ontmoedigde Elia, die bij de Horeb tegen God zegt: ‘Het is genoeg! Neem nu Here, mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn vaderen’ (1 Koningen 19: 4). Maar Elia moet eten en God geeft hem een nieuwe opdracht. In het algemeen lijken mij die gedeelten geschikt die aan de ene kant wel de zwaarte van de situatie aanroeren, maar aan de andere kant ook hoop bieden en positief over God spreken. Blijf daar niet te lang over doorpraten. De woorden van God zijn genoeg. Die kunnen verder helpen. Het gedeelte over Elia wijst trouwens zelf ook een mooie weg. Maak iets te eten voor (of met!) de persoon klaar en praat over de indeling van de dag. Laat de persoon een kalender maken met lichte werkzaamheden en geef stimulansen om die ook na te komen. En opnieuw: geen ongeduld en geen verwijten als het niet is gelukt. Je mag erop wijzen, zonder overreding: voor de hulpeloze is er bij God hulp en voor de schuldige is er vergeving.

 

De pastor en de hulpverlener

Het is niet de taak van de pastor de depressieve persoon uit zijn depressie te helpen en het is niet de taak van de hulpverlener hem of haar te bemoedigen vanuit het geloof. Dat neemt niet weg dat de steun van de pastor in sommige gevallen veel kan betekenen in het omgaan met de depressie, en dat een gelovige hulpverlener als het past een bemoedigende Bijbeltekst mee kan geven.

De pastor geeft aandacht, hij of zij bidt met de persoon, geeft een kort Bijbelwoord mee, niet meer dan enkele verzen. De houding van de pastor gaat verder dan die van een verstandige vriend of vriendin. Vanuit de eigen professionaliteit  meer weloverwogen en gedoseerd. Niet graven in gevoelens en gedachten, de ander zich laten uiten, goed van de Here spreken, ruimte geven: je mag er zijn in je nood.

De psychotherapeut verkent het verleden, spoort schadelijke gedachten op, probeert die te veranderen en laat de patiënt daarin oefenen. Een keur aan methodes staat de therapeut ter beschikking om via praten de patiënt bij te staan. De psychiater schrijft medicijnen voor. De combinatie van pillen en praten werkt vaak het beste.

Hoe kunnen pastor en hulpverlener iets voor elkaar betekenen? In de therapie kan de patiënt met geloof gerelateerde problemen komen. Het is goed als dat wordt teruggekoppeld naar de pastor. Bij voorkeur doet de patiënt dat zelf. De hulpverlener kan met goedvinden van de patiënt bij de pastor verheldering vragen over de manier waarop in de betreffende kerk over bepaalde zaken wordt gedacht. In de beleving van de patiënt kan die geloofsvisie wel eens worden vertekend. Omgekeerd kan de pastor toelichting vragen over de toestand van de patiënt, opnieuw met diens toestemming. Het mooiste is, als er van tijd tot tijd een werkoverleg is van alle hulpverleners inclusief de pastor en in aanwezigheid van de patiënt, waarin de situatie wordt besproken en afspraken worden gemaakt.

Makkelijke oplossingen zijn er niet, maar het is van belang dat de persoon in kwestie zich gesteund voelt en weet waar hij of zij terechtkan. Ik gebruik hier met opzet geen grote woorden. Het gaat om kleine stapjes, waarbij allen die er vanuit het geloof bij betrokken zijn hopen en bidden om straaltjes licht.

 

Dr. Bert Loonstra is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Gouda en zowel theoloog als psycholoog

Weergaven: 286