Af en toe spreek ik met mensen, ver in de negentig of zelfs honderd jaar oud, die de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog heel bewust hebben meegemaakt. Het feit van een nieuwe oorlog aan de grenzen van Europa en alles wat daarmee samenhangt, laat juist ook hen niet onberoerd. Tachtig jaar klinkt als een hele afstand, maar is ook nog heel dichtbij.
Kerk en geschiedenis
Zij die de geschiedenis vergeten, zijn gedoemd om deze te herhalen. Deze woorden van de schrijver-filosoof George Santayana (1863-1952) moet iedere generatie opnieuw tot zich door laten dringen. Terecht is deze uitspraak meer dan eens gebruikt bij de jaarlijkse dodenherdenking van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog op 4 mei.
Dat de kerk de geschiedenis niet is vergeten, bleek toen op zondag 15 november 2020 in veel kerken een schuldverklaring is uitgesproken over de nalatigheid van het in de oorlog niet opkomen voor de door de nazi’s bedreigde Joodse gemeenschap. Op de inhoud van de schuldbelijdenis en het daarbij behorende gebed kwam reactie. Dat was niet altijd instemmend. Recent schreef dr. C. van der Kooi nog een kritische reflectie op enkele elementen uit de verklaring in Theologia Reformata (maart 2025). Dat is – zoals ik het lees – een evenwichtig verhaal van iemand die de doelstelling van de verklaring van harte toejuicht.
In deze Nader Bekeken wil ik een van zijn eindconclusies noemen: ‘De Verklaring houdt in haar afwegingen geen rekening met het verschil in kennis en situatie tussen hen die toen leefden en verantwoordelijkheid droegen en wat wij als latere generatie weten’ (pag. 29). Deze conclusie doet niets af aan het belang van de verklaring uit 2020. Maar de reflectie met onder andere deze conclusie heeft mij wel geholpen om te begrijpen waarom ik het vijf jaar geleden ook lastig vond om de verklaring met een ongedeeld hart na te spreken.
Afstand tussen generaties
Er is een afstand tussen de generatie van toen en de generatie van nu. Zij, die de verschrikkingen van toen hebben meegemaakt, praten anders dan de generaties na hen. En juist zij, die het hebben meegemaakt, kennen de verschrikkingen (nog) van binnenuit. Rond mijn twintigste levensjaar sprak ik met mijn opa over de moed om een onderduikersmeisje op te nemen in een groot gezin. Hij had geen enkele behoefte om moedig gevonden te worden. Integendeel, hij remde mijn behoefte (van twee generaties later) om hem moedig te vinden behoorlijk af. En het gesprek eindigde met een verwijzing naar God, die het juiste inzicht geeft, die een hart openstelt voor een kind dat hulp nodig heeft, en die moed en krachten geeft.
In het Nederlands Dagblad van 28 januari jl. schreef Sjirk Kuijper in een commentaar over Auschwitz als ‘huiveringwekkend dichtbij’. Hij schrijft over ‘onze’ steden en dorpen waaruit driekwart van de Nederlandse Joden ter vernietiging werd gedeporteerd. In dat commentaar stelt hij ook: ‘Het geeft geen zin tijdgenoten van de holocaust tot passieve verantwoordelijken te verklaren. Want zo kun je Auschwitz toch weer op afstand plaatsen, als iets van vorige generaties, dat allengs uit beeld raakt en uit onze genen slijt.’ Om vervolgens indringend te eindigen met de boodschap dat dit is waartoe wij mensen in staat zijn, wanneer het haten van naasten wordt aangewakkerd.
"Wanneer God mij er door genade niet voor behoedt, zou ik blijkbaar ook zomaar een dader kunnen zijn."
De achtergrond van de schuldverklaring in 2020 is duidelijk. Het was goed dat er aandacht was voor wat gelezen moet worden als een donkere bladzijde in de geschiedenis van ons land. Juist een kerk mag niet nalatig zijn wanneer het gaat over kwetsbare mensenlevens die worden vervolgd. Maar nu, vijf jaar later, denk ik dat een verklaring als die van Sjirk Kuijper in de kerken ook niet mag ontbreken. Daarbij hoeven we geen ongemak te voelen iets te zeggen over een tijd waar wij zelf niet bij waren. Een ander ongemak komt ervoor in de plaats. De afstand tussen toen en nu wordt overbrugd. Ineens ben ik niet alleen meer een nakomeling van hen, die het aan moed ontbrak om op te komen voor de slachtoffers van toen. Wanneer God mij er door genade niet voor behoedt, zou ik blijkbaar ook zomaar een dader kunnen zijn. Is dat ook niet wat de Bijbel ons leert?
Abel Herzberg
Deze maand verschijnt er bij uitgeverij Querido een nieuwe uitgave van Kroniek der Jodenvervolging, 1940 – 1945. Een aangrijpend boek, geschreven door de Joodse schrijver en geleerde Abel Herzberg, die het concentratiekamp Bergen-Belsen overleefde. De uitgeverij kondigt dit boek aan met daarbij de opmerking: ‘Wie dit bewogen, helder vertelde en goed doordachte werk leest, wordt niet alleen opnieuw geraakt door de geschiedkundige aardverschuiving van destijds, maar trekt onvermijdelijk parallellen met de huidige tijd.’
In de biografie over Herzberg, geschreven door Arie Kuiper, staat ook de tot nadenken stemmende geschiedenis over de vrouw, die hem vroeg: Meneer Herzberg, wat moeten wij doen om te voorkomen dat onze kinderen weer slachtoffer worden? Het antwoord van Herzberg was: Dat is niet het probleem, mevrouw. Het probleem is hoe wij kunnen voorkomen dat onze kinderen beulen worden. Herzberg hoorde bij de kleine groep Nederlandse (met in zijn geval Oost-Europa als oorsprong) Joden, die de verschrikkingen van een concentratiekamp had overleefd. Toch weigerde hij te geloven dat de (mede)verantwoordelijken alleen maar slecht waren. En … anderen alleen maar goed. Het uitdragen van deze gedachte – soms nogal prikkelend verwoord – leverde hem niet alleen maar vrienden op. Maar het was zijn overtuiging dat veel daders in de oorlog gewone mensen waren. Mensen zoals jij en ik.
Niet alleen papier
Met het trekken van parallellen in de geschiedenis moet je altijd oppassen. Wel blijft het de moeite waard om de geschiedenis, met alle verschrikkingen, te bestuderen en te zoeken naar die parallellen. Het doel zal daarbij in de kerk nooit zijn dat we de ander met de geschiedenis om de oren gaan slaan. Wij weten immers heel goed dat de mens geneigd is tot alle kwaad. Dat gaat ook over mij. In het nauw gedreven, in tijden van vervreemding en angst, zou ook ik zomaar nalatig kunnen zijn. Ook in mij schuilt een dader.
We zullen elkaar in elke tijd telkens weer moeten wijzen op God en de wedergeboorte door Zijn Heilige Geest. Dat brengt ons in de kerk tot een zich steeds weer herhalende diepe schuldbelijdenis. Belangrijk daarbij is dat die schuldbelijdenis niet slechts van papier is, maar midden in onze eigen tijd klinkt. In de samenleving. En in de kerk.