127e jaargang, 6 juli, nr.14
Een pelgrim roept makkelijk het beeld van vakantie op. Een pelgrimstocht lijkt immers niet zoveel anders dan een lange wandeling. Zelfs de redactie van De Wekker is aan die associatie blijkbaar niet ontkomen, door dit thema te kiezen aan het begin van de vakantietijd.
De christen als pelgrim is een klassiek beeld. Dat begint niet pas bij de ‘Christenreis’ van John Bunyan, maar gaat al terug tot de schrijver van de Hebreeënbrief. Hij wijst op Abraham, die in tenten woonde maar uitzag naar een stad met fundamenten. De aartsvaders hebben de beloften uit de verte gezien en geloofd. Ze waren gasten en vreemdelingen op aarde, zoekend en verlangend naar een beter vaderland (Hebr. 11: 13-16). Dat heeft in hedendaagse termen meer weg van een vluchteling dan van een toerist.
Zijn wij als westerse christenen nog wel pelgrims? Het besef dat dit leven niet het einddoel is maar we onderweg zijn, leeft veel minder dan vroeger. Wij wonen niet in tenten; persoonlijk houd ik daar zelfs in de vakantie niet van. Maar misschien is dat wel een gemis. De oproep om de tentpinnen niet te vast te slaan is nog steeds actueel. Als je dingen los moet laten, merk je pas hoe vast je eraan zit, of dat nu je gezondheid, je woonplaats of je toekomstplannen zijn.
De vakantietijd is een goed moment om je leven eens in groter perspectief te zien. Als toerist nadenken over je pelgrimage. Dit nummer komt precies op tijd.