127e jaargang, 12 oktober, nr.21
De praktijk van apologetiek
‘Waarom geloof jij in God?’ ‘Waarom moest Christus mens worden?’ Vragen die je zomaar eens gesteld kunnen worden. Hoe reageer je daarop? Cees-Jan Smits, predikant in Purmerend en promovendus aan de TUA, gaat in op de praktijk van de apologetiek.
Apologetiek als kunst
Apologetiek: een moeilijk woord.
“De kunst om uit te leggen waarom je gelooft”, zo legt Smits de term uit. En preciezer: “Als het goed is, heb je de vraag naar het ‘waarom’ van je geloof ook al aan jezelf gesteld. De vraag is niet nieuw wanneer een ander ermee naar je toekomt. Apologetiek is die ander laten delen in je eigen ontdekkingen en bevindingen. Een kwestie van uitleggen dat je niet uit jezelf kiest om te geloven in Jezus, maar dat je door Hem bent gegrepen en van Zijn Evangelie overtuigd bent geraakt. Het gaat erom dat we de kracht van het Evangelie blootleggen. Het kan heel goed voor zichzelf opkomen, maar het is onze taak om de obstakels weg te halen die mensen in de weg staan om te geloven.”
Het woord apologetiek heeft iets in zich van ‘verdedigen’.
“Ik heb gevoelsmatig weerstand bij het woord verdediging – dat suggereert dat wij iets wat zelf weerloos is moeten verdedigen. Je kunt denk ik niets zinnigs over God zeggen vanuit een verdedigende houding. Deze houding komt niet overeen met de boodschap van overgave. Op die manier laat je de kracht van het Evangelie niet naar voren komen, maar word je zelf een obstakel tussen het Evangelie en je gesprekspartner. Door te zeggen: ‘we moeten dit gewoon geloven’ of ‘we moeten dit vasthouden’, roep je weerstand op. Alsof wij over het vermogen beschikken om te kiezen wat we willen geloven en vasthouden.”
Je zei in het begin: ‘Dan is het alleen nog een kwestie van uitleggen waarom.’ Dat klinkt mooi, maar toch hebben veel mensen behoefte aan concrete handvatten om dit te doen.
“De belangrijkste regel om toegerust te worden tot gespreksvaardigheid is dat je de ander liefhebt en op die manier tegemoet treedt. Het gaat niet om trucjes of gesprekstechnieken, maar om liefde. Herken de ander als het worstelende wezen dat je ten diepste zelf ook bent. Erken de ander en zijn vragen.”
Vanuit deze houding kun je een verdiepend gesprek voeren. Smits geeft twee tips.
“Je kunt dieper ingaan op kinderlijke voorstellingen van het geloof die je gesprekspartner mogelijk heeft. Bijvoorbeeld het idee dat alleen gelovigen goed zouden leven omdat ze doen wat God zegt, of dat er een God ergens boven zit die alles regelt. Mij valt op dat er vaak iets gebeurt op het moment dat je benoemt dat je dat soort dingen op die manier zelf ook niet meer gelooft. Als het goed is, zijn we immers zelf ook gegroeid van een kinderlijk naar een volwassen geloof. Door het onderscheid tussen kinderlijk en volwassen geloof te maken, krijgt het gesprek een dieper niveau.”
De andere tip heeft betrekking op de ‘vaste punten’ van de ander. “Het is vruchtbaar om te vragen naar de zekerheden van je gesprekspartner. Zodra je dat doet, wordt het boeiend. Dan ben je plotseling ín de bunker van waaruit iemand schiet, in plaats van dat je de schietschijf bent. Dan blijkt vaak dat mensen van binnen veel onzekerder zijn dan ze laten merken.”
Apologetiek voor iedereen
Zo bezien lijkt het misschien alsof het bedrijven van apologetiek alleen geschikt is voor praterige en hoogopgeleide christenen. Volgens Smits is dit niet het geval: “In gesprekken met andersdenkenden is het altijd van belang dat je spreekt vanuit je eigen ervaring. Je hebt zelf de waarde van het christelijk geloof ontdekt, en dat geeft je de vrijheid om naar anderen te communiceren.”
En wat als dat niet bij je past?
“Spreek dan ook vanuit je eigen ervaring, maar meer in gevoelsmatige termen. Daarnaast zegt de bekende spreuk niet voor niets: ‘Getuig altijd van God, desnoods met woorden.’ Daden van geloof, hoop en liefde horen ook, hoewel minder direct, bij apologetiek. Tegelijkertijd: als iets aan je gevraagd wordt, moet je altijd een poging doen tot antwoorden.”
Stel: iemand vraagt je waarom God mens is geworden. Wat zeg je dan?
“Vroeger zou ik proberen de hele theorie uit de doeken te doen. Nu zeg ik dat er echt tijd voor nodig is. Het gaat in dit geval om een inwijding in geheimenissen. Dan zeg ik: ‘Kom eens mee naar een dienst, kijk eens wat er gebeurt bij het avondmaal. Dan praten we er daarna over door.’ Je moet de dingen niet in een uurtje hapklaar willen maken. Begin met de relatie, met het erkennen van de ander en zijn vragen. Tussen die erkenning en wanneer iemand bij wijze van spreken gedoopt is, zit soms een jarenlang proces. Ik vind het niet raar dat het zo lang duurt. Het christelijk geloof is veelomvattend, het gaat over de complete oriëntatie in het leven.”
Apologetiek in de kerk
In Purmerend is Smits veel met apologetiek bezig. Bijvoorbeeld op catechisatie: “Mijn catechisatie is sterk apologetisch. Ik oefen de jongeren in het toelaten van vragen. Ik probeer ze te prikkelen door argumenten tegen het christelijk geloof te noemen.”
Maar ook in de prediking speelt apologetiek een grote rol: “Een preek waarbij ik veel niet-gelovigen verwacht, maak ik extra breed. Ook zijn er heel wat mensen in onze gemeente die een echtgenoot hebben die niet naar de kerk gaat. Die voel ik altijd aanwezig in de dienst. Wat ik zeg, wil ik met een goed geweten ook recht in hun gezicht kunnen zeggen.”
Daarnaast voert Smits veel gesprekken met mensen die niet geloven. “Als je maar een beetje open bent, heb je al snel heel wat van die ontmoetingen. Als ik zit te studeren in de kerk, doe ik de deur niet op slot. Af en toe wordt er aangebeld, en dan kun je zomaar een prachtig gesprek hebben. Het ambt brengt met zich mee dat je een soort magneet bent. Maar iedereen kan dat zijn. Hoe herkenbaarder je als christen bent, hoe meer je die magneet zult zijn.”
Apologetiek en overtuiging
We hebben het vooral gehad over het uitleggende en getuigende aspect van apologetiek. Maar hoe zit het met overtuigen: Is dat iets wat je als christen moet doen?
Smits: “Overtuigen is niet iets wat je zelf kunt doen; de waarheid overtuigt. Soms ontstaat er een moment van herkenning in het hart van de ander, als diegene ontdekt: dit is de waarheid. Dat gebeurt. Je kunt alleen de weg daartoe vrijmaken. Ik zie overtuigen niet eens als een optie. Dat is niet míjn functie, dat is de functie van de waarheid zelf. Veel mensen willen het wel: dat de ander gaat zien wat je zelf hebt gezien. Ik vind het een mysterieus, heilig moment als ik merk dat iemand schoorvoetend de brug overkomt, als iemand zo ootmoedig is om zijn eigen bunker te verlaten. Ik zou dit op geen enkele manier willen forceren, juist omdat het zo heilig is.”