Wat er met Pasen gebeurt, is niet in één beeld te vangen, moet Luther gedacht hebben. Daarom buitelen in zijn majestueuze paaslied ‘Christ lag in Todesbanden’ de beelden over elkaar heen. Christus is de Strijder, het Paaslam, de Zon, het Paasbrood. Alle reden tot vreugde: ‘Laten we dan vrolijk zijn!’
Het is opvallend dat we van Luther geen lijdenslied hebben. Steeds als hij het gebeuren van Golgotha ‘behandelt’ doet de reformator dat in het kader van de opstanding. Goede Vrijdag en Pasen wil hij in één adem genoemd hebben. Over Pasen kun je het niet hebben zonder terug te blikken op het kruis. Over Goede Vrijdag kun je niet spreken zonder vooruit te kijken naar het open graf.
Heel mooi komt dat naar voren in het gezang ‘Christ lag in Todesbanden’, een van de eerste liederen van Luther.
Strijd
Luther zet in met een samenvatting: Christus móést vanwege onze zonden door de dood worden gebonden. Maar Hij stond op en bracht ons daarmee het leven. Alle reden om uit te breken in een vrolijke jubelzang en God lof en dank te brengen – de melodie gaat hier naar haar hoogste punt. Halleluja!
Vervolgens gaat Luther in een verhalende vorm na wat er precies is gebeurd op Golgotha en in de hof van Jozef van Arimathea. En wat ook alweer de aanleiding was. Wíj waren vanwege onze zonden gevangen in de macht van het rijk van de dood. Er was geen mogelijkheid van ontsnappen. Maar toen kwam Christus, in onze plaats. Híj droeg de zonde weg en ontnam daarmee de dood haar recht en haar macht over ons.
Een wonderlijke strijd was het, toen dood en leven het tegen elkaar opnamen. Maar het was al voorzegd in de Schriften (Gen. 3: 15): de dood zou het moeten afleggen tegen het leven. Halleluja!
Het Lam, het Licht, het Brood
Dan verschuift in strofe 5 het beeld. De Strijder wordt het Lam. Hij is het Paaslam dat in de nacht van de uittocht uit Egypte (Ex. 12) geslacht moest worden. Geslacht? Luther zegt het nog sterker: Christus is aan het kruis ‘in heißer Lieb gebraten’, in vurige liefde gebraden … Maar zo werd Hij het Lam Wiens bloed aan onze deur gestreken wordt, waardoor de ‘mensenmoorder’ (‘der Würger’, zegt Luther) weet dat hij bij ons niets te zoeken heeft. Halleluja!
Opnieuw verschuift het beeld. Het Lam wordt het Licht, de Zon die opgaat. Die door Zijn genadeglans de nacht van de zonden heeft verdreven en nu ons hart verlicht. Alle reden om deze vreugde te vieren op dit hoogfeest. Halleluja!
En dan tot slot weer een nieuw beeld: het Licht wordt het Brood, het Paasbrood dat wij eten en dat ons verzadigt. Het verhaal van de uittocht mengt zich nu met Paulus’ vermaning in 1 Korinthe 5: als ons Paaslam voor ons is geslacht, dan moeten we ook het oude zuurdeeg van de zonde wegdoen. Christus wil alléén ons voedsel zijn, en zo onze ziel spijzigen (een knipoog naar het avondmaal?). Dat is genoeg; en daar neemt het geloof ook genoegen mee. Halleluja!
Feestelijk
Luther heeft op deze manier, met gebruikmaking van middeleeuws materiaal, een feestelijk lied gecreëerd. Een loflied waarin hij Goede Vrijdag en Pasen op één noemer brengt: de banden die bevrijding bezorgen, de dood die het leven brengt. Wie dat wonder zich te binnen brengt, kan niet anders dan meejubelen met Luther. Letterlijk: ‘Laten we dan vrolijk zijn, God loven en dankbaar zijn. En zingen: Halleluja! Halleluja!’
Christ lag in Todesbanden
Die in de dood gebonden lag
om ons en onze zonden,
is opgestaan met groot gezag:
Christus heeft overwonnen!
Hij bracht ons het leven weer,
laat ons nu loven God de Heer
en zingen: halleluja!
Halleluja!
Geen die de dood bedwingen kon,
geen enkel mens op aarde;
dat kwam doordat wij man voor man
verstrikt in zonden waren.
Zo kreeg hij ons in zijn macht
en heeft ons in zijn rijk gebracht
en hield ons daar gevangen.
Halleluja!
Toen heeft Gods Zoon ons hulp verschaft.
Hij, als een mens gekomen,
wees zonde en verzoeking af
en heeft de dood ontnomen
al zijn rechtsmacht en geweld;
hij moest de sleutels van de hel
in Christus’ handen laten.
Halleluja!
Het was een strijd sinds lang voorzegd,
die dood en leven streden.
Nu is, Godlof, het pleit beslecht:
Christus is onze vrede.
Hij die onze bondgenoot
geworden is, heeft in zijn dood
de dood voor ons verslagen.
Halleluja!
Ziet nu die ’t ware Paaslam is,
waarvan wij moeten leven,
die aan het kruis in duisternis
zichzelf heeft prijsgegeven.
Zijn bloed is aan onze deur;
niet langer oefent zijn terreur
de dood, die mensenmoorder.
Halleluja!
Laat ons dan vieren ’t hoge feest
dat Christus heeft gegeven,
verheugd van hart en blij van geest, –
Hij immers is ons leven.
Hij is onze zon, ons licht,
op Hem is ons bestaan gericht, –
’t is dag voor ons geworden.
Halleluja!
Dit is het maal,
hebt Gij gezegd, der ongezuurde broden.
Wij doen het oude zuurdeeg weg,
gelijk Gij hebt geboden.
Gij zelf wilt tot lafenis
en spijze ons zijn, – o Heer, dat is
genoeg voor dood en leven.
Halleluja!
Tekst: Martin Luther (1483-1546)
Vertaling: Ad den Besten (1923-2015)
Bron: Liedboek voor de kerken, gezang 203