Soms dringt het tot me door hoe vaak ik bezig ben om mezelf beter voor te doen dan ik ben. Ons huis, dat normaal gesproken maar een dag per week netjes is, ineens gaan opruimen omdat er visite komt. Aan een vriendin alleen de highlights van een dagje uit vertellen zonder te reppen over de ruzies onderweg. Mijn wallen verbergen met make-up zodat mijn collega’s niet merken dat ik moe ben. Met een grote glimlach de kinderen meenemen naar de kerk zonder te laten zien dat ik er zelf ook eigenlijk niet zoveel zin in heb.
Met het beeld dat ik daarmee creëer van mijzelf leg ik de lat voor mijn kinderen onnodig hoog. Ik doe alsof ik alles onder controle heb, alsof het leven een roze wolk is, alsof geloven een makkie is. Waarmee ik onbewust mijn kinderen de boodschap meegeef dat zij ook gelukkig, sterk en vroom horen te zijn. Dat worstelingen, teleurstelling en falen er niet bij horen.
‘Met dat beeld leg ik de lat voor mijn kinderen onnodig hoog’
Ik probeer mezelf hierin te corrigeren. Twee dingen helpen mij daarbij: humor en het kerkelijk jaar. Het is gewoon heel gezond om jezelf niet altijd even serieus te nemen. Dus ik lach regelmatig om mezelf en laat met sarcastische grappen zien dat ik echt niet zo perfect ben als ik soms wil doen blijken. En ik beaam het met plezier als de kinderen mij voor de voeten gooien dat ik er niks van bak.
En dan is er nog dat heilzame ritme van het kerkelijk jaar: advent als de tijd waarin het gaat over Gods grootheid die zich juist in kleinheid openbaart. De veertigdagentijd waarin ik moet erkennen dat Jezus’ lijden nodig was vanwege al mijn gebreken. Het pinksterfeest waarmee ik vier dat geloof en liefde mij gegeven worden als een wonder van de Geest.
Weg met de schone schijn. Weg met de druk op mijn kinderen. Er is alleen ruimte voor Gods perfectie.