Ruimte is voor veel mensen belangrijk. Ruimte om je heen, ruimte in je hoofd, de ruimte om dingen te doen die je belangrijk vindt. Ook in de kerk is de roep om ruimte te horen: voor een eigen manier van geloofsbeleving, voor een eigen manier van kerk-zijn. Ruimte staat dan vaak tegenover vragen van anderen of gezamenlijke afspraken die onze vrijheid zouden beperken. Nu is er in de kerk voor veel dingen ruimte, of liever: vrijheid. We hoeven niet alles hetzelfde te denken en te doen.
Toch is de vraag naar ruimte in de kerk soms problematisch. Tenminste, als het vooral gaat om ruimte voor onszélf. ‘Geef ons de ruimte …’ En waar is de ander dan? Moet die vooral op afstand blijven en zich niet met mij bemoeien? In de Schriften gaat het niet om ruimte voor onszélf, maar om het dienen van de ánder. Dan kun je de ander niet op afstand houden, maar moet je bij elkaar zijn. En dat levert altijd ook situaties op die anders zijn dan je zelf zou willen.
Daarbij lijkt ruimte soms een doel in zichzelf te worden, waarbij de vraag naar waarheid niet meer gesteld wordt. Christus bad in Zijn lijden om de eenheid van Zijn kerk, maar ook: ‘Heilig hen door Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid.’ Eenheid en waarheid horen onlosmakelijk bij elkaar. De kerk is van Christus en dat is alle reden om te zoeken naar eenheid. Maar juist omdat de kerk van Hem is, moet Hij het ook voor het zeggen hebben. Het gaat niet om ruimte voor mij of mijn opvattingen, maar om ruimte voor het Woord van de Koning! In die ruimte is de ander dichtbij; in die ruimte is er vrijheid.