Hoe kan de boodschap van het Evangelie vandaag de dag het beste vertolkt worden? Dit is een eeuwenoude vraag. Al in Handelingen 17 zien we dat Paulus in Athene de boodschap op een andere manier aan de Grieken bracht dan aan de Joden. Het Evangelie bevat voor de nieuwe hoorder vaak veel dingen die onbegrijpelijk zijn. Om een mogelijke cultuurkloof te overbruggen, is het van belang het Evangelie te vertellen in de taal en gedachtewereld van de hoorder. Bijna 1200 jaar geleden werd hier in Noord-Europa ook al over nagedacht.
Rond het jaar 830 kreeg een onbekende man uit de stam van de Saksen de opdracht van Lodewijk de Vrome, de zoon van keizer Karel de Grote, over deze vraag na te denken. Hem werd gevraagd het Oude en Nieuwe Testament te vertalen in het Oudsaksisch, in dichtvorm. Het Oudsaksisch is de taal die gesproken werd in de vroege middeleeuwen in het gebied tussen de IJssel en de Elbe. De Saksen hadden een Germaans wereldbeeld, maar hierover is weinig bekend. Het is aannemelijk dat de Saksen hun voorouders vereerden en hoogstwaarschijnlijk speelde het (nood)lot een belangrijke rol in hun gedachten. Verder waren er cultische activiteiten op heilige plaatsen. Goden uit de oude Scandinavische geschriften, verzameld in de Edda, waren ook bij hen bekend; Odin (Wodan), Thor (Donar) en Freya.
Hoe deze Saksische man de boodschap van het Evangelie aan zijn volksgenoten heeft overgebracht, kunnen we vinden in een eeuwenoud geschrift, de Heliand. In dit geschrift plaatst de Saksische man het leven van Jezus in een Oudgermaanse omgeving; in de kerstnacht kwamen geen herders voor die op hun schapen letten, maar paardenwachters, de discipelen worden beschreven als ridders en Jezus voer op het meer in een hoog Vikingschip. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van aanpassingen die de Helianddichter heeft aangebracht in zijn vertolking van het Evangelie. Heel de Heliand is geschreven in de Oudgermaanse dichtvorm waarin heldenliederen werden geschreven. Met deze vormkeuze zet de dichter Christus neer als een held. Christus wordt in de Heliand onder andere beschreven als Leidsman, met het Saksische woord drohtin. Hij wordt geregeld aangeduid als Christus, maar dé naam van Jezus in de Heliand is Heiland, Helende. Hier komt ook de naam van het geschrift vandaan. De dichter gebruikt voorchristelijke elementen, termen en denkbeelden, die hij aanpast in zijn verkondiging. Deze aanpassingen worden gebruikt om de afstand in tijd, ruimte en culturele waarden kleiner te maken voor de Saksen. De dichter streeft ernaar zijn publiek te bereiken, maar schuwt niet de scherpe, onbekende en soms zelfs afstotende aspecten van zijn verhaal te tonen. Zo worden Jezus’ houding en Zijn kruisiging wel beschreven in de Heliand, ook al passen deze niet in een heroïsch Germaans verhaal.
‘Is de Heliand niet te veel een aanpassing aan de cultuur?’
Is de Heliand niet te veel een aanpassing aan de cultuur? Volgens theoloog Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976) wel. In zijn boek Edda en Thora (1939) vergelijkt hij Edda met de Thora (de eerste vijf boeken van de Bijbel). Vervolgens beantwoordt hij de vraag wat in zijn tijd, net voor de Tweede Wereldoorlog, terug te zien was van de oude Germaanse verhalen en hoe dat oude heidendom zich verhield tot het ‘nieuwe’ van toen. Hij vindt in de Heliand sporen terug van ergernis van de auteur aan de Schrift. Dit ziet hij bijvoorbeeld in het feit dat Jezus in de Heliand maar één keer Mensenzoon wordt genoemd en verder overal wordt aangeduid met heldhaftige erenamen. Volgens Miskotte heeft de Heliand de boodschap van het Evangelie niet behouden. Hij ziet dus vooral de bezwaren van de tekst. Theoloog Willem van der Meiden (1954), die zich veel met de Heliand heeft beziggehouden, wijst er echter op dat de Heliand wel degelijk de boodschap van de Schrift heeft vastgehouden, gezien het feit dat Alfred Rosenberg, een vooraanstaand Nazi-ideoloog, de Heliand uiteindelijk niet bruikbaar vond voor een Duits christendom.
Theoloog Hendrik Vreekamp (1943-2016) schreef aan het begin van deze eeuw een trilogie over het heidense Europa, het jodendom en de plaats van de christen ten opzichte van deze twee. Hij zag de Heliand niet als vorm van samensmelting tussen Edda en de Thora, maar als verbinding tussen heidendom en jodendom, met als doel de Saksen dichter bij het heil te brengen. Het is niet zo dat de Heliand de plaats van de Schrift innam. De Geest rust niet tot de Heliand in het goede kader van de Schrift, van het Evangelie en de Thora, is gezet. Waar Miskotte spreekt van ‘onbewuste ergernissen’, spreekt Vreekamp over ‘Christus die binnenkomt met een Saksische mantel om’. Op deze manier hoeft er volgens Vreekamp geen sprake te zijn van ‘ergernissen’ van de schrijver, maar van vertolking van het Evangelie in de nieuwe cultuur waarin het binnenkomt. Vreekamp is zich bewust van de eenzijdigheid van de Heliand, maar ziet het ook als een geschrift waarin de Geest het Evangelie in vrijheid heeft vertolkt. Volgens Vreekamp werkt de Geest in vrijheid en op veel verschillende manieren en daarom is het van belang kritisch te zijn op wat niet deugt, maar toch ook open te staan voor nieuwe situaties waarin het werk van de Geest zomaar aan het licht kan komen.
Een vergelijkbare situatie met de Heliandtijd zien we beschreven in de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs. Paulus begon in deze jonge gemeente met ‘melk’ en niet met ‘vast voedsel’, omdat ze dat nog niet kon verdragen. Hij verwijt de gemeenteleden nog ‘vleselijk’ te zijn, waarmee hij bedoelt dat ze mensen van de wereld zijn, nog kinderen in het geloof en gebonden aan de wereld. Hebreeën 5: 12 – 6: 2 schrijft ook over ‘melk’. Dat is het onderwijs over bekering van dode werken, het geloof in God, de leer over het dopen en de handoplegging, de leer over de opstanding van de doden en het eeuwig oordeel. Deze omschrijving van ‘melk’ zien we terug in de Heliand. Ik denk dat we ons daarom aan kunnen sluiten bij de visie van Vreekamp op de Heliand. De Geest heeft ons door de Heliand dichter bij het heil gebracht, en rust niet totdat de vertolking van de Heliand is gezet in het goede kader van het Evangelie en de Thora. Samenvattend kunnen we dus stellen dat in missionaire context ruimte is voor de vertolking van het Evangelie. De Geest gebruikt deze ruimte in vrijheid.
Debora van den Brink-Theunissen schreef een scriptie met als titel ‘De Heliand, aanpassing of vertolking? Een vergelijkend onderzoek naar de waardering van de Heliand door Miskotte en Vreekamp’ onder leiding van dr. C.C. den Hertog.