128e jaargang, 20 december nr.26
Heel het Oude Testament ziet uit naar Gods komst. Elke keer weer blijkt dat mensen geen verlossing kunnen brengen. Israël gaat achter de afgoden aan. Richters brengen een keer ten goede, maar snel na hun dood begint het oude liedje weer. Bij Israëls koningen gaat het niet beter: het land scheurt in tweeën en veel koningen gaan het volk voor op een heilloze weg. Na de ballingschap worden stad en tempel wel herbouwd, maar een koning is er niet meer en de stem van de profetie zwijgt.
Indringend klinkt de roep om Gods komst bij Jesaja: ‘Och, dat U de hemel zou openscheuren, dat U zou neerdalen’ (Jes. 64: 1). De hemel scheuren – die uitdrukking komt verder nergens in de Bijbel voor. Zo’n ontzagwekkend ingrijpen van God Zelf is nodig. Hij is de enige die verlossen kan. Zelfs als Hij zwijgt en Zich verbergt, zoals Jesaja 64 beschrijft, is de roep om Zijn komst de enige uitweg.
En God hééft de hemelen gescheurd. De levende God is neergekomen, in Zijn Zoon. Het Woord is vlees geworden. Gods beloften zijn in Hem vervuld. Hij heeft Gods Naam bekendgemaakt.
We kunnen in onze tijd met niet minder toe voor de nood in de wereld, onrust en verdeeldheid in de kerk, persoonlijke twijfels en zonde. Advent leert bidden. Uw Koninkrijk kome. Kom, Heere Jezus!