127e jaargang, 16 maart, nr.6
De relatie tussen kerk en politiek is een spannende. Dat is niet nieuw; we hoeven niet jaloers te zijn op de invloed die de overheid had op de bekende Synode van Dordrecht (1618-1619). De vragen zijn wel verschoven. Hoe ga je als christen met ethische standpunten om richting mensen die niets met het christelijk geloof hebben? Mag je dan je eigen standpunten ‘opleggen’ aan anderen? Is het goed dat er christelijke partijen zijn of zou het beter zijn als christenen participeren in seculiere partijen, zoals elders op de wereld gebeurt? Hoe ga je als christen om met het sluiten van compromissen: kun je een zuiver geweten en vuile handen combineren? Vragen te over dus, die niet allemaal in dit nummer behandeld kunnen worden.
Uit de bijdragen vielen me twee dingen op. Allereerst de oproep om een kritische houding richting de overheid niet te laten omslaan in onvrede en een negatieve houding. Bij alles wat we anders zouden willen, is er ook veel om dankbaar voor te zijn. Het is een zegen om een overheid te hebben en in een rechtsstaat te leven. Als tweede het feit dat we voor de verkiezingen nog biddag hebben. De overheid, politici en ambtenaren hebben onze voorbede nodig. Je verantwoordelijkheid nemen om te stemmen en goed te bedenken op wie je stemt kan alleen biddend gedaan worden. En dat gebed blijft nodig, ook na de verkiezingen.