128e jaargang, 4 januari, nr.1
Veel gelovige ouders en/of grootouders zullen vanaf de geboorte (ja al daarvóór) toch wel bezig zijn met de vraag: ‘Hoe zullen mijn kinderen, kleinkinderen tot geloof komen en bij het geloof blijven?’ Zij zullen zich vanwege die vraag en met het oog daarop, naast dat het een plaats in hun gebed heeft, toch ook moeite getroosten. Toch zijn er wel eens signalen die je doen vermoeden dat dit niet altijd het geval is. Eén van de oorzaken van het ontstellend grote aantal kerkverlaters in Nederland – 276 per dag volgens de NOS! – is mogelijk toch ook wel dat de geloofsopvoeding lang niet altijd prioriteit heeft.
Hierbij gaan mijn gedachten uit naar het veelzeggende feit dat in Israël een kind op zijn 13e verjaardag al als religieus meerderjarig en als volwaardig lid van de Joodse gemeente geldt. Het doet mij vermoeden: Als bij een kind vóór de leeftijd van 13 jaar niet een bepaald fundament gelegd en getoond is van alles wat met oprecht en kinderlijk geloof te maken heeft (waaronder ook kennis van de Bijbel en de belijdenis), dan kan het menselijkerwijs gesproken wel eens te laat zijn.
We doen er verstandig aan – ook al belijden we dat tot geloof komen het werk van God is – om als ouders en grootouders, maar ook als (leden van de) kerkelijke gemeente, toch ook maar gewoon hardop te zeggen dat er een grote verantwoordelijkheid op ons allen rust als het gaat over kind en geloof.