128e jaargang, 22 november nr.24
Wij westerlingen weten met tranen meestal niet zo goed raad. Huilen wordt gezien als teken van zwakte, zeker door mannen. Daarom verontschuldigen mensen zich als ze in een gesprek hun tranen niet kunnen bedwingen. Of we gaan ergens niet heen omdat we bang zijn het niet droog te houden.
Toch zijn tranen vaak heilzaam. Wat kan het opluchten als je verdriet niet langer opkropt, maar je tranen de vrije loop kunt laten. In het Midden-Oosten waren er in situaties van rouw zogenaamde klaagvrouwen, waar we ook in de Schrift over lezen. Zij waren er om samen met degenen die getroffen waren te huilen. Wat wij intuïtief misschien overdreven zouden vinden, kan wel eens heel goed zijn. Als er toch al iemand huilt, is het immers veel makkelijker om mee te doen.
Gods zorg strekt zich uit tot en met de tranen in deze wereld. Hij hoort ze. Hij bewaart mijn tranen, zingt de dichter van Psalm 56, en noteert ze in Zijn register. Als God de tranen van Zijn kinderen zorgvuldig bewaart, hoeven wij ze niet snel weg te poetsen. Eens zal Hij Zelf alle tranen afwissen. Tot die tijd zullen en mogen ze er zijn.