Noodgedwongen heeft het leven van velen van ons zich in de afgelopen vijftien maanden vooral thuis afgespeeld. Niet alleen ons doordeweekse ritme werd daardoor ontregeld, maar ook onze zondagen kwamen er drastisch anders uit te zien. We zijn daarmee voor de vraag gesteld: hoe kunnen we onder de beperkingen van dit moment verder met wat we gewend waren? En fundamenteler nog: waar ging het eigenlijk om bij al die dingen die we gewend waren? Wat missen we nu zoveel stilligt? Welke dingen zijn onmisbaar, zodat we er een oplossing voor moeten zoeken? Niet alleen de gewone kerkgang met de hele gemeente kwam tot stilstand, maar heel het kerkelijk leven moest als het ware opnieuw overwogen worden.
Zo zijn we voor de vraag gesteld waar het eigenlijk in al die kerkelijke activiteiten om gaat. En wie zich daarop bezint, doet er goed aan de vraag te stellen waarom ze zijn zoals ze zijn. Dan kom je al snel bij de bronnen van ons gereformeerd kerkzijn uit. Ik stel voor dat we de uitleg die de Catechismus (vanaf nu: HC) geeft van het Sabbatsgebod erbij nemen. Zondag 38 dus.
Opvallend hoe de uitleg inzet: het eerste dat de HC noemt, is dat de kerkelijke Woordverkondiging en de scholen in stand gehouden worden. De Here gebiedt dus dat er plekken zullen zijn waar Zijn Woord klinkt en dat er opleidingen zijn waar mensen leren dat Woord te lezen en uit te leggen. Eerlijk is eerlijk: wie voor zichzelf en zonder kennis van de gereformeerde traditie het gebod uit Exodus 20 leest, zou hier vermoedelijk niet snel aan gedacht hebben. Dat komt omdat we onvoldoende zien dat de opstellers hier de vraag beantwoorden naar echte vrijheid. Daar gaat het immers om in de geboden? Niet voor niets klinkt vóór het eerste gebod de herinnering: ‘Ik ben de Here, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd!’ De vrijheid waar het op de dag die de Here geeft om gaat, wordt daarom zeer geconcentreerd en beslist gevuld: waar het Woord klinkt en wij daardoor vrij worden van de machten waar wij ons keer op keer aan uitleveren, dáár is de vrijheid. Dus: waar het over de Here Jezus Christus gaat Die ons in onze verlorenheid en slavernij is komen zoeken. Waar de genade van onze goede God verkondigd wordt, die ons niet op onszelf terugwerpt, maar in de vrijheid stelt van zijn daden die voor ons leven in zich bergen. Daarom moeten er plekken zijn en in stand gehouden worden waar dat Woord klinkt. Met de scholen die daarbij genoemd worden, zullen dus wel allereerst predikantsopleidingen bedoeld zijn. Maar waarom zouden we andere scholen erbuiten laten? Uiteindelijk leren we onze kinderen toch vooral lezen opdat ze zelf de Schrift kunnen lezen. Dat ze ook andere dingen lezen, is tenslotte bijvangst.
Dat Woord en wat het uitwerkt in ons leven mag dus deze dag stempelen. Dat zeg ik niet helemaal goed: de HC spant namelijk dit gebod uit over de hele week. Ja, vooral op de rustdag zal ik naar de gemeente komen om het Woord te horen en de tekenen bij dat Woord te ontvangen, om te bidden en de armen bij te staan. Vooral, maar dus niet alleen dan: heel het leven moet onder het beslag van dit Woord komen. En dat is dus waar de HC mee afsluit: alle dagen van mijn leven afstand nemen van mijn boze werken en de Here door Zijn Geest in mij laten werken. Die vrijheid verkondigt de rustdag ons: rusten van onze werken en ons toevertrouwen aan de daden van de levende God!
Daar gaat het om als we ons gemeentelijk leven inrichten: dat het Woord ons leven binnengaat en dat vernieuwt. Dat is onder corona een iets grotere uitdaging geworden, maar vanzelf ging het ook onder het ‘oude normaal’ niet. Want ontvangen wat God geeft, Zijn Geest laten werken – het gaat tegen onze intuïtie in. Als de rustdag – hoe dan ook coronaproof vormgegeven – ons daarbij stilzet, dan is het goed.