D.V. zaterdag 20 april is het zover: de bijeenkomst van leden uit alle CGK-gemeenten om te praten over kerk-zijn en de toekomst van het kerkverband. Dominee Han Schenau blikt vooruit. “Ik hoop verrast te worden door wat God in het convent geeft.”
Het convent is uit verlegenheid geboren, zegt Schenau, voorzitter van deputaten vertegenwoordiging (de voortzetting van het moderamen van de vorige synode). “De taakgroep die het gesprek in de kerken over ingewikkelde thema’s moest bevorderen, merkte dat dat gesprek vastliep. In sommige classes zelfs muurvast. Daar kun je je bij neerleggen. Maar dat voelde onbevredigend, dus zochten we naar een manier om tóch het gesprek, waartoe de synode opdracht gaf, met elkaar te voeren. Het is wel goed om te beseffen wat het convent wél is en wat het níét is.”
Wat is het convent niet?
“Het convent heeft niet dezelfde status als de synode: het is een niet-kerkordelijke vergadering. Dat betekent niet dat het een on-kerkordelijke vergadering is, wel dat de uitkomst van het gesprek op het convent niet als een mal over de synode kan komen te liggen. Hoe de synode zich dan wél tot de uitkomst van het convent zal verhouden, is lastig te zeggen. Dat zal moeten blijken. Dit traject is ook voor ons nieuw, we volgen het stapje voor stapje. Hopelijk wordt het een signaal vanuit het geheel met het oog op het geheel.”
Want wat is het convent wél?
“We willen ruimte geven aan allerlei gevoelens die leven. Getrapte afvaardiging (zoals naar de synode) heeft haar waarde, maar veel gemeenten vinden het fijn om ook zélf gehoord te worden. Het is een mogelijkheid om elkaar te ontmoeten, samen doordrongen te raken van de nood die er is. Aan allerlei kanten zit pijn, en het is goed om met de pijn van de ander geconfronteerd te worden. Ik hoop ook dat we door die dag beseffen dat we door de Here aan elkaar gegeven zijn en zoveel goeds hebben met elkaar. Zijn we niet geroepen om ons daarvoor in te blijven zetten? Om niet alleen ons eigen belang te zoeken, maar ook dat van de ander, en samen dat van Gods Koninkrijk?”
Hoe zal het convent eruit gaan zien?
“De precieze invulling staat nog niet vast, maar de thema’s die in de brieven aan de kerkenraden vermeld staan, zullen zeker terugkomen. Het zal dus gaan over onze omgang met de Schrift en onze kijk op de kerk. Ook krijgt de vervreemding van elkaar op het gebied van eredienst, prediking en liturgie een plaats. Daarnaast zal de verharding in de omgang met elkaar besproken worden: de polarisatie, het geschrijf en getwitter. Ook is een soort peiling aangekondigd over een aantal toekomstscenario’s.”
Hier doelt Schenau op de vier denkrichtingen die geformuleerd zijn in de brief aan de kerkenraden: (1) de huidige manier van kerk-zijn handhaven (voor de fijnproevers: het presbyteriaal-synodale stelsel, waarbij dan wel duidelijk moet worden hoe om te gaan met plaatselijk beleid dat afwijkt van synodale besluiten); (2) een kerkstelsel waarbinnen plaatselijke gemeenten meer vrijheid krijgen; (3) gezamenlijk aansluiten bij een ander kerkverband en (4) het kerkverband ontvlechten: plaatselijke gemeenten zoeken aansluiting bij een ander kerkverband.
Dragen deze scenario’s niet bij aan de verdere politisering van de kerk? Ik signaleer in de media en in gesprekken die ik voer dat de vraag ‘voor welke van de vier gaan we?’ snel centraal staat. Zou dat niet een écht gesprek over kerk-zijn in de weg staan?
“Wij noemen het niet voor niets ‘denkrichtingen’. Het woord ‘scenario’s’ heeft iets maakbaars in zich. Maar de kerk is niet maakbaar, de kerk is van de Here. Het gaat erom dat Zijn wil en weg in de huidige gespannen situatie, die ernstig is, zichtbaar wordt. Daar willen we naar zoeken bij het licht van de Schrift en de gereformeerde belijdenis. De vier scenario’s zijn ook niet van gelijk gewicht. De eerste optie zagen we altijd als de meest Bijbelse en blijft vooralsnog het uitgangspunt. Maar de andere drie zingen rond. Daarom dachten we: het is goed om die ook te agenderen.
‘Ik hoop dat we door die dag beseffen dat we door de Here aan elkaar gegeven zijn en zoveel goeds hebben met melkaar’
De terugkoppeling van de kerkenraden op de denkrichtingen zal bepalend zijn voor de manier waarop ze terugkomen op het convent.”
Ik begrijp de manier van denken. Maar toch merk ik dat veel mensen al bij voorbaat zeggen: we gaan voor optie 1 of 2, of juist voor optie 4. Is dat misschien een onderschat neveneffect?
“Ja, die signalen krijg ik ook. Maar zou dat geen onderdeel zijn van het probleem? Dan kun je als deputaten en voorbereidingscommissie alleen maar doen wat je kunt doen om de geestelijke context aan te blijven brengen. Dat zie ik als ook mijn verantwoordelijkheid, dat we niet verzeild raken in een keuzemenu.”
De vierde optie heeft toch iets van: hoe kunnen we de CGK zo netjes mogelijk scheuren?
“Vanuit de geschiedenis van de kerk, en bovendien vanuit de Schrift, moet je zeggen: we hebben de verantwoordelijkheid om scheuring te voorkomen. Want scheuring is uit den boze en brengt alleen maar ellende met zich mee. Maar vanuit diezelfde geschiedenis én vanuit de Schrift weet je dat het soms toch gebeurt. En als dat zich voor de CGK zou aftekenen, heb je dan ook niet de verantwoordelijkheid om de schade zoveel mogelijk te beperken? Dat zit achter die vierde denkrichting. Maar ik huiver erbij hoor, als ik erover praat. Ik vind de gedachte onverdraaglijk.”
Ja, zou u het erg vinden?
“Ja, ik zou het vreselijk vinden. Omdat een scheuring nooit zonder pijn gaat, maar erger nog: het schaadt de eer van God. De verwarring die het zou geven bij jonge mensen, het getuigenis naar buiten, alsjeblieft zeg …”
Hoe ziet u het convent, maar ook breder, de verdeeldheid binnen de CGK, in het licht van Gods koninkrijk?
“Dan zou ik primair zeggen: er gebeurt plaatselijk heel veel goeds. Het woord van God wordt verkondigd, jonge mensen komen tot geloof, leden zien om naar elkaar, gemeenten zijn diaconaal en missionair actief … dat moeten we niet onderschatten, dat zou de eer van de Geest tekortdoen. Ook landelijk gebeurt er van alles dat het koninkrijk van God dient. Maar daarnaast zijn er schaduwkanten waarvan ik vrees dat ze Gods koninkrijk eerder belemmeren dan bevorderen. Denk aan de toenemende vervreemding en verharding in verhoudingen, en op een dieper niveau: een ten minste verschillend verstaan van de Schrift. De synode heeft de vraag gesteld: is niet ook het gezag van de Schrift in het geding? Die vraag is niet beantwoord, en dat gaan we op het convent ook niet kunnen doen, maar het is wel nodig om elkaar eerlijk die vraag te stellen.”
Zijn we niet erg veel met onszelf bezig? Houden we het juiste perspectief?
“Ja, bij spanning en dilemma’s bestaat altijd het gevaar dat je daar zo op gefocust raakt dat het grotere perspectief uit zicht raakt. Ik vrees dat dat bij ons ook het geval is, al is het wel verwonderlijk dat de spanningen die op classicaal en synodaal niveau bestaan, niet heel erg doorsijpelen naar de gemeentes. Daar gaat veel werk gelukkig gewoon door.”
Iedere gemeente mag twee leden afvaardigen. Het is mij nog niet helemaal duidelijk: enerzijds mag in principe ieder CGK-lid afgevaardigd worden, anderzijds lijkt de voorkeur uit te gaan naar ambtsdragers. Wat is precies de bedoeling?
“Omdat het convent geen officiële kerkelijke vergadering is, is het een samenkomst die op zichzelf openstaat voor alle leden, ambtsdrager of niet. En het zou voor een kleine kerkenraad lastig kunnen zijn op zo’n zaterdag twee leden beschikbaar te hebben. Maar de uitnodiging is wel aan kerkenraden gestuurd, en dat is niet voor niets. Kerkenraden zijn geroepen om geestelijk leiding te geven aan hun gemeente, die ze als geen ander kennen. Zij hebben eerder documenten besproken die de context van de uitnodiging vormen. Daarbij ervaren ambtsdragers op de classis de spanningen het meest aan den lijve.”
Ik dacht: op de synode komen alleen maar ambtsdragers, maar, en dat bedoel ik niet vervelend, het is niet gelukt om elkaar te vinden. Zou het niet beter zijn om het net breder uit te werpen? Misschien zijn ook andere perspectieven nodig, bijvoorbeeld van jongeren, ouderen en vrouwen, oftewel van mensen die zich minder begeven in een geïnstitutionaliseerde vorm van kerk-zijn.
“Ik kan me voorstellen dat je dat denkt. Natuurlijk wordt ieders betrokkenheid door gebed en meedenken op prijs gesteld. De afgevaardigden zullen spreken namens hun gemeente. Dan klinkt automatisch diversiteit door, ook als die op de zag zelf minder zichtbaar zal zijn. Het is voor kerkenraden mogelijk om de gemeente er intensief bij te betrekken, bijvoorbeeld door een gemeenteavond te beleggen. Laat kerkenraden dan wel proberen de bredere kerkelijke context goed te schetsen, want de realiteit is: veel gemeenteleden hebben niet zoveel feeling meer met het kerkverband. Maar er zal bij de gemeente toch wel vertrouwen zijn in de afvaardiging?”
‘Het is voor kerkenraden mogelijk om de gemeente er intensief bij te betrekken’
Onlangs stuurde het Christelijk Gereformeerd Beraad, bestaande uit een groep predikanten en ambtsdragers aan de rechterflank van de CGK, een brief naar alle kerkenraden met een soort handreiking voor het convent. Wat vindt u daarvan?
“Inhoudelijk wil ik daar niks over zeggen. In de brieven aan kerkenraden hebben we aangegeven hoe we communiceren naar buiten en verder aangedrongen op terughoudendheid in de pers en op sociale media en ik wil mij daar graag aan houden. Ik vind het wel jammer dat anderen zich er niet aan houden, dat mag je wel opschrijven.”
Wanneer is het convent wat u betreft ‘geslaagd’?
“Dat vind ik een mooie vraag – maar moet ik dat wel gaan invullen? Ik zei dat het convent uit verlegenheid is geboren. De andere kant van verlegenheid is verrassing. Hopelijk zal ik iets ervaren van wat Paulus ervaarde bij twee ontmoetingen. Als hij de oudsten van Efeze ontmoet, is er de ontroering bij de mogelijkheid dat ze elkaar niet meer zullen zien. En als hij de broeders uit Rome ziet, ervaart hij vreugde en bemoediging. Ik hoop vooral verrast te worden door wat God in het convent geeft.”