jaargang 130, nr. 14, 9 juli 2021
God is er altijd bij. En: kijk naar wat je wél hebt. Deze twee uitspraken vormen een rode draad in het leven van Lydia de Graaf (38). Een gesprek over single-zijn, maar meer nog over leven met de zekerheid dat Gods plan altijd goed is.
Gevraagd naar haar leeftijd in combinatie met single-zijn, geeft Lydia aan dat sommige vrijgezellen zich al snel single voelen: “In mijn woonplaats word je soms al als single gezien als je eenentwintig bent en nog geen vriend hebt. Zelf ben ik nooit een type van huisje-boompje-beestje geweest. Ik kom uit een liefdevol gezin en ben de middelste van twee zussen. Mijn beide ouders leven nog, ik heb twee zwagers en een nichtje van acht een neefje van tweeënhalf: een boefje.”
“Na de opleiding voor HBO-verpleegkundige in Ede heb ik twaalf jaar in het VU Medisch Centrum in Amsterdam gewerkt. Fantastisch werk. In 2008 heb ik daarnaast in Leiden de Tropenopleiding gedaan. Daarna kreeg ik een halfjaar om naar Thailand te gaan. Mijn droom!”
MS
Dat deze droom verwezenlijkt kon worden, was bijzonder. In 2004 kreeg Lydia de diagnose Multiple Sclerose, een neurologische aandoening met veel verschillende kenmerken en een grillig verloop. Het is een onvoorspelbare ziekte, waarbij je niet weet of en wanneer lichaamsfuncties kunnen verminderen of uitvallen.
“Op 16 mei 2004 deed ik belijdenis, op 17 mei 2004 kreeg ik de diagnose.” Blijmoedig: “Ik was vol van de Heere, dus dit was een perfect moment om zoiets te horen. Nooit heb ik gevraagd ‘waarom ik?’, want als iedereen zoiets kan overkomen, waarom mij dan niet? Dat betekent niet dat ik nooit verdrietig ben. Sinds 2016 ben ik anders gaan eten en meer gaan bewegen en natuurlijk slik ik medicijnen. Omdat ik het zogeheten ‘Jellinekdieet’ volg, eet ik geen vlees, zuivel en suiker meer, super gezond dus. Qua eten is het een voordeel dat ik alleen ben: ik hoef geen rekening met andere gezinsleden te houden. Tijdens de lockdown was ik overdag vaak bij mijn zus met haar kinderen en dan was het heerlijk om weer naar m’n eigen huis te kunnen. De gezelligheid was ook best vermoeiend. Ik vind dat ik vooruit ben gegaan, maar mijn arts zegt dan dat de ziekte is gestabiliseerd. Als ik ’s morgens bij het opstaan me nog hetzelfde voel, dank ik God.”
“Tot 2008 ging het met medicijnen heel goed met me. Als ik wat wil doen met m’n Tropenopleiding moet dat nu, dacht ik. Hierin werd ik ook erg door mijn ouders gestimuleerd en zo ging ik via de internationale organisatie Interserve naar Thailand. In de buurt van Bangkok werkte ik met gehandicapten, die ‘weggestopt’ waren. Toen ik later voor de tweede keer voor een huis was uitgeloot, was het duidelijk: ik ga nóg een keer weg. Die keer was het een halfjaar in de buurt van de grens met Birma. Daar was je als verpleegkundige meer verantwoordelijk voor de technische dingen, de familie voor de rest van de zorg. En het klinkt misschien vreemd, maar wat was het gaaf om te doen!”
“Toen ik 2011 terugreisde, voelde ik me in het vliegtuig zodanig moe, dat ik wist dat het de laatste keer was. Mijn moeder zei later: ‘Toen moesten we je voor het eerst helpen. Uiteindelijk ben ik op mezelf gaan wonen en zijn er aanpassingen gedaan aan de woning, want in 2014 leek de rolstoel niet ver weg meer … Een heftige periode, ook omdat ik erg van mijn vak hield. Als er nu ergens een wondje verzorgd moet worden, dan doe ik dat nog heel graag. Sinds ik in 2015 werd afgekeurd is er rust. Ik heb altijd geweten dat God nabij is, dat Hij me draagt.”
“Nee, mijn ziekte heeft er niets mee te maken dat ik alleen ben. Ik heb nooit echt de wens gehad om te trouwen. Heel praktisch: kijk naar wat je wél hebt. God heeft een plan voor je. Komt er niemand op je pad, dan is dat Zijn leiding. Andersom ook: als ik toch iemand zou ontmoeten, is dat Gods plan en dan is het goed. Afgelopen zondag ging de preek over Filippenzen 4: Verblijd u in de Heere. Die blijdschap in God ken ik, een soort basisrust. Dat betekent niet dat je altijd moet lachen, wel dat je weet dat Hij het in Zijn hand heeft.”
Single in de kerk
“In de kerk is veel meeleven. Zou ik vanuit mijn familie- of vriendenkring niemand hebben om me naar de poli neurologie in Amsterdam te rijden, dan staan er zo tien gemeenteleden klaar. Of dit met alleen-zijn te maken heeft weet ik niet. Ik voel het niet zo. Ik ben nog JV-leider geweest, vond het leuk om met jeugd dingen te doen, voor hen dingen te organiseren, zoals een uitstapje naar de Ark van Noach in Dordrecht. Fysiek gaan dit soort dingen echter niet meer. Ik neem nog wel deel aan een wijkgroep. Die bestaat uit allemaal stellen en ikzelf, maar daar merk ik helemaal niets van. Het is geen bezwaar dat je alleen bent, al ligt het er wel aan hoe je jezelf opstelt. Eerlijk gezegd ben ik in mijn vriendengroep de enige die geen partner heeft. En dat geeft niet hè?! De vraag of ik bepaalde dingen kan doen als single, speelde voor mij niet. Mogelijk voor anderen wel. Mijn ervaring is niet dat mensen je anders behandelen. Er wordt niet op je neer gekeken als je geen partner hebt of geen kinderen.”
“Bij iemand die alleen is, gaan mensen er nog weleens vanuit dat jij wel tijd hebt. Je moet je grenzen aangeven. Ik heb dat geleerd. Bovendien weten mensen van mijn situatie. Zelf ben ik eigenlijk nooit overvraagd, maar je moet als single wel uitkijken dat je niet twaalf dingen op je bordje krijgt, terwijl je er tien kunt hebben. Toen ik werd afgekeurd had ik nog allerlei plannen, maar daar had ik uiteindelijk geen puf voor. Na een jaar heb ik gaandeweg wat dingen opgepakt. Verder is ‘Moldavië’ een rode draad in mijn leven. Toen ik twaalf was ging mijn vader voor het eerst met een transport daarheen. Om mijn zeventiende bezocht ik er een jongenstehuis voor gehandicapten, een ingrijpende ervaring. Met Stichting Orhei heb ik jongerenreizen gedaan en ik ben inmiddels ook vaak met een ander doel daarheen afgereisd.”
Paulus
“Trouwens, ‘alleengaande’ vind ik echt een heel naar woord. Niemand gaat alleen! Ik ga met God, met zussen en ouders, vrienden, gemeenteleden. Met hen ben ik op levensreis. Aan de andere kant gaan we allemaal alleen. Als we op zondag naar de preek luisteren, luisteren we immers alleen voor onszelf? Wij kunnen voor anderen bijvoorbeeld niet regelen dat ze in de hemel komen.”
“Ja, ik ben het eens met Paulus, die de voorkeur geeft aan ongehuwd boven gehuwd zijn. Als je bij God hoort ga immers je nooit alleen. Je gemoedstoestand is niet altijd blij, maar dat is gewoon menselijk. Innerlijke blijdschap is er, dat ik God mag kennen, dat we de Bijbel hebben en daar zoveel uit leren. Veel troost kreeg ik uit de Openbaring: de heiligen horen bij Hem. Daar mag je jezelf aan vasthouden in alle moeite.”
“Toen ik afgekeurd werd, was ik heel verdrietig dat ik niet meer alleen op reis kon. Daar houd ik erg van. Ik bad God om kracht om te zien wat ik nog wel heb. Ik kan wel met anderen op reis. En ik vermaak me wel, hoor. Ik heb heel erg geleerd om te genieten van de kleine dingen om me heen. Zo herken ik wat Paulus bedoelt.”