127e jaargang, 13 april, nr.8
In de rechtszaal probeert de rechter de partijen te bewegen tot een schikking. Als op die manier verzoening plaatsvindt, scheelt dat hete hoofden, koude harten en een hoop rompslomp. Het is dan een heel verschil of het om christenen gaat of niet. Dat is althans de waarneming van rechter Bert de Hek uit Kampen.
In de rechtszaal stonden een fietsengroothandelaar en een fietsenmaker tegenover elkaar. De groothandel had een forse vordering op de fietsenmaker, zo’n vijftigduizend euro. De geleverde fietsen waren nog niet betaald. Het ging ook niet zo goed met de fietsenmaker. De groothandel had best lang geduld gehad en steeds krediet gegeven, al jaren achtereen. Maar in één keer kwam daar een eind aan. De groothandelaar eiste het hele bedrag op.
De fietsenmaker erkende dat hij een fors bedrag schuldig was, maar het zou volgens hem wat minder zijn dan er gevorderd werd. Want de boekhouding van de groothandel zou niet kloppen. Dat was de groothandelaar in het verkeerde keelgat geschoten. Hij was uitermate gepikeerd dat dát over hem werd gezegd. Hij vond dat hij al ontzettend veel geduld had gehad. ‘Dan is het voor mij echt einde oefening. Je moet gewoon betalen, punt uit’, was zijn conclusie en hij begon een procedure waarin hij het hele bedrag vorderde.
Voor de rechter
Bert de Hek: “Dan ga je als rechter kijken of het nog mogelijk is dat partijen een schikking treffen. Ze kunnen een compromis sluiten en ergens in het midden gaan zitten. Hier was dat lastig. Die vordering was klip en klaar. Als de fietsenmaker die moest betalen, zou hij zonder meer failliet gaan.
Ik stuurde de partijen de gang op en zei tegen de fietsenmaker dat hij niet sterk stond, ook als zijn verweer klopte. Ook dan moest hij nog een flink bedrag betalen. Hij had er dus belang bij als er een betalingsregeling getroffen zou kunnen worden. Maar dan moest hij de groothandelaar niet tegen de schenen schoppen en daar was hij voortdurend mee bezig door te zeggen dat diens boekhouding niet klopte.
Al na twintig minuten kwamen ze terug, ze hadden een schikking bereikt. Het kwam erop neer dat de fietsenmaker zijn excuses aanbood voor het feit dat hij had gezegd dat de administratie niet klopte. Hij gaf ook aan dat dat onterecht was. En vervolgens werd de hele vordering kwijtgescholden!
Dat vond ik een voorbeeld van verzoening. Er zit iets tussen partijen in, er wordt iemand een verwijt gemaakt dat waarschijnlijk niet terecht is, dat wordt weggenomen door excuses aan te bieden en vervolgens is de verhouding tussen de partijen zo glad, dat de een zijn vordering intrekt, waardoor de ander een nieuwe start kan maken. Het ging in de procedure niet eens zo zeer over het geld, maar over de verstoorde verhouding tussen beiden. De verhouding wás goed, maar toen die ander ging twijfelen aan zijn betrouwbaarheid, was het afgelopen. Toen dat werd weggenomen, kon er ineens een heleboel. Alles eigenlijk.”
Biblebelt
Je zou bovenstaand verhaal een daad van christelijke barmhartigheid kunnen noemen, hoewel beide partijen geen christenen waren. Maar de ervaring van rechter De Hek is, en ook wel van zijn collega’s, dat christenen in de rechtszaal veel minder schikken dan niet-christenen.
“Als we een zitting ingaan, maken we vooraf een inschatting of er geschikt zal worden of niet. Als we twee partijen hebben uit de Biblebelt, is dat een contra-indicatie voor een schikking. Ook collega’s weten dat als je bijvoorbeeld Urkers of Staphorsters krijgt, de kans groot is dat er niet wordt geschikt.
En hoe zou dat nu komen? Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat orthodoxe christenen een sterk absoluut waarheidsbegrip hebben ontwikkeld. Je hebt waarheid en leugen en daar zit niks tussenin. Op het moment dat je een vordering hebt, is dat de waarheid. Dan moet er recht geschieden, zoals dat dan heet.
Dat stel ik vast op basis van mijn eigen observaties, maar ook van collega’s: hoe degelijker, hoe minder schikkingsbereidheid. We hebben allemaal wel iets van strijden voor de waarheid. Daar zijn we mee opgegroeid: aan de waarheid doe je geen concessies. Maar het komt wel aan op het onderscheid tussen de Waarheid en mijn waarheid. Wat ik waarneem, is dat veel materiële conflicten ontstaan doordat er in de communicatie of in de relatie iets misgaat. Partijen zijn eigenwijs of hardnekkig geweest. Christenen kunnen hun aandeel in een conflict gemakkelijk maskeren door aan te geven dat het hen om de waarheid gaat.”
Bert de Hek noemt in dit verband de Bergrede, waar de Heere Jezus zegt: Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. “Daar zie je wat de Heere Jezus eigenlijk zegt: wanneer je leeft vanuit de navolging van Christus, vanuit de komst van Zijn Koninkrijk en dat je dat Koninkrijk zult beërven, zijn de dingen van deze wereld veel minder belangrijk. Ik zie daar bij christenen in juridische procedures eerlijk gezegd weinig van.
Je kan keihard vechten voor de waarheid, terwijl je misschien wel vecht voor eigen eer. Christenen zeggen dan vaak tegen de rechter: ‘Beslist u maar. Wij gaan dat niet schikken, want er moet recht gedaan worden.’ Eigenlijk zegt men: ‘er moet gedaan worden zoals ík vind dat het recht is. Daar doe ik geen concessies aan.’
Dat vind ik erg lastig, vooral als je kijkt naar 1 Korinthe 6: 7, waar het gaat om geschillen tussen broeders. Daar zegt Paulus: ‘Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever benadelen?’ Als je op iemand een vordering hebt, waarom zou je dan niet, als je ziet dat iemand het moeilijk heeft, hem helpen met een betalingsregeling? Misschien moet je dan op dat punt maar ongelijk lijden. Dat zie ik helaas heel weinig.”
De minste
“Het is belangrijk om de minste te kunnen zijn. Dat moeten we steeds weer leren, ik ook. Als we dat voortdurend in het oog zouden hebben, waren veel conflicten minder heftig. En dan moeten we op sommige punten maar ongelijk lijden. Christenen hebben daarin een roeping. Ook om te zien dat achter elk conflict een relatie schuilgaat, een relatieconflict dat moet worden hersteld.”
Ongelijk lijden. Dat heeft rechter De Hek wel eens genoemd tijdens een zitting waarin christenen zaten. “Ik zei toen dat ik wist uit welke plaats ze kwamen. Een plaats waar 95 procent van de bevolking christelijk is. ‘Dus u zult ook wel christelijk zijn’, zei ik. ‘Ik verbaas me erover dat u al zo lang aan het procederen bent. Waarom lost u dat zelf niet op en waarom gaat u naar de wereldlijke rechter? U weet toch ook wat Paulus daarover zegt: waarom lijdt u niet liever ongelijk?’
Ze gingen de gang op en ze regelden het niet. Dat is het punt: kunnen we als christenen nog ongelijk of onrecht lijden? Dat lost heel veel op: de minste zijn, de eerste stap zetten en zeggen: ‘Joh, misschien heb ik het ook fout gedaan.’ Dat helpt in relaties tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen en dat helpt ook in juridische conflicten. Als die eerste stap is gezet, ontstaat er vaak ruimte. Dan kan een conflict dat heel ingewikkeld is, zomaar worden opgelost. Dat komt het geestelijk leven ten goede.”
foto: Mart Bron