Toen Nathalie Nede (36) vorig jaar voor het eerst in Suriname kwam, ontdekte ze een nieuw stukje van zichzelf. ‘Ik voelde herkenning, trots, maar ook weemoed. Mijn voorouders hebben het heel zwaar gehad en hadden, ook na de afschaffing van de slavernij, weinig kans om hun leven op te bouwen.’ Het ChristenUnie-raadslid uit Arnhem vertelt haar verhaal. Een verhaal van dienstbaarheid en strijdbaarheid om recht te doen.
Hoe vond u het om als nakomeling van totslaafgemaakten in Suriname te zijn?
‘Heel indrukwekkend. Ik ben bijvoorbeeld in het district Para geweest. Daar heeft mijn voormoeder, Martina Kensenhuis, in 1893 samen met drie andere vrouwen een plantage gekocht. Dat vond ik heel bijzonder: dat ze in die zware periode als vrouw in staat was om een stuk grond te kopen. Maar helaas is dat gebied er in zijn geheel niet zo op vooruit gegaan. De reden daarvoor is nogal cynisch. Plantage-eigenaren kregen een compensatie voor de totslaafgemaakten die ze kwijtraakten, waarmee ze konden investeren in andere dingen. Totslaafgemaakten moesten daarentegen eerst tien jaar doorwerken en vervolgens kregen ze niets. Hoe kun je dan iets voor jezelf opbouwen?
Ik dacht vooral: wat kan ik doen? Dat is natuurlijk moeilijk. Ik woon in Nederland, en de problemen in Suriname zijn te groot om in je eentje aan te pakken. Maar de Nederlandse overheid kan wel degelijk iets betekenen, om de excuses die zijn aangeboden voor het slavernijverleden concreet te maken. In ons land is bijvoorbeeld heel veel kennis over water. Daar zou Suriname veel baat bij hebben, om met die kennis een goed watermanagementsysteem in te richten en zo overstromingen tegen te gaan. Maar dat geldt niet alleen voor Suriname. In de koloniale tijd zijn door westerlingen mensen uit Afrika gehaald en naar onder andere Suriname verscheept. In West-Afrika zou de Nederlandse kennis over water bijvoorbeeld kunnen helpen om de droogte te bestrijden.’
Wat deden de excuses voor het slavernijverleden, eerst door Koning Willem-Alexander en later door (inmiddels demissionair) minister-president Mark Rutte, met u?
‘Ik denk dat ze wel oprecht waren, maar tegelijkertijd waren ze niet helemaal volledig. Er klonk indekking in door: in die tijd ging het nu eenmaal zo, we zaten gevangen in het systeem. Dat vind ik onterecht. Ik vroeg me af: is er echt berouw? Als christen denk ik nog iets anders. Moet je excuses aanbieden of vergeving vragen? Ik denk het laatste, en daar hoort ook verzoening bij. Het gaat in dat verband vaak over herstelbetalingen, maar ik denk dus meer aan kennisoverdracht en échte betrokkenheid op Suriname en andere voormalige koloniën.’
U heeft ervoor gezorgd dat er volgend jaar in Arnhem een KetiKoti-monument komt, als herinnering aan het slavernijverleden. Waarom?
Al een aantal jaar was er op 30 juni en 1 juli een herdenking in Arnhem. En daar hoort een monument bij, een vaste plek waar je kunt samenkomen, kunt herdenken. De viering is de afgelopen drie jaar gegroeid. Elk jaar wordt het groter. Steeds meer verschillende organisaties zijn erbij betrokken: de bibliotheek, het theater, allerlei kleinere stichtingen. Dit jaar organiseerde een voetbalvereniging op 2 juli een voetbaltoernooi met aandacht voor KetiKoti. Daar ging het niet alleen om leuk voetballen, maar was er ook aandacht voor onderwijs over slavernij. Zo komen kinderen spelenderwijs met het onderwerp in aanraking.’
‘In ons land is heel veel kennis over water. Daar zou Suriname baat bij hebben’
Vorig jaar was u genomineerd als beste raadslid van Nederland. U haalde de top vier. U werd onder meer geroemd vanwege het feit dat u een onderzoek naar discriminatie bij de gemeente Arnhem naar boven hebt gehaald. Wat was dat voor onderzoek?
‘In 2018 deed de Universiteit Tilburg onderzoek naar discriminatie in het personeelsbeleid, onder andere in de gemeente Arnhem. Twee jaar later dacht ik: waar is het onderzoek gebleven? Ik heb het college van burgemeester en wethouders schriftelijke vragen gesteld. Normaal gesproken hebben ze vier weken de tijd om die te beantwoorden. Maar al de dag na indiening kreeg ik antwoord: we hebben meer tijd nodig om je te antwoorden. Het heeft me héél lang gekost om uiteindelijk het onderzoek boven tafel te krijgen. Het was wel degelijk uitgevoerd, maar onder het tapijt geveegd.’
Want wat was de uitkomst?
‘Mensen met een migratieachtergrond werden minder snel aangenomen bij de gemeente en verdienen minder dan collega’s met eenzelfde soort functie. Het frustrerende vond ik: we wéten dat dit gebeurt, op allerlei plekken. Je kunt beter zeggen: het onderzoek is gedaan, we komen er niet positief uit, maar we gaan het aanpakken. Het is voor mij gissen waarom het college niet op die manier heeft gehandeld. Juist door het achter te houden is het groot geworden.’
Wat is er nu verbeterd op dit gebied?
‘Er zijn allerlei maatregelen getroffen. Er is een diversity officer aangesteld en bij de werving en selectie van nieuwe werknemers op het gemeentehuis worden mensen getraind om naar talent en niet naar afkomst te kijken. En als we talenten zien, zoeken we daar een functie bij in plaats van andersom.’
Ook in uw dagelijks werk houdt u zich bezig met diversiteit en diversiteitsbeleid. Waarom vindt u het zo belangrijk om aandacht te hebben voor deze thema’s?
‘Er is een grote groep mensen in Nederland die niet gaat stemmen. Politici doen hun best bijvoorbeeld migrantengemeenschappen te bereiken. Ik denk dat representatie, de vertegenwoordiging van verschillende groepen in de politiek, ontzettend belangrijk is. Daarom ben ik zelf de politiek ingegaan. Ik vind het belangrijk om mensen een stem te geven die geen stem hebben, dat vuur is gaandeweg in mij gaan branden. Toen ik jonger was, zag ik weinig mensen in de politiek die op mij lijken. Nu hoop ik dat ik zelf een spreekbuis kan zijn en de stem kan laten horen van groepen mensen die eerder niet zo gehoord werden.’
We hadden het net al even over Suriname. Wat betekent het land voor u?
‘Van mijn ouders heb ik veel over Suriname gehoord. Mijn moeder is vanuit dat land naar Nederland gekomen toen ze 8 was, mijn vader toen hij 16 was. Ze vertelden me veel over het land. Dan ga je je er een beeld van vormen, maar heel veel daarvan is toch anders dan in het echt. Zo hoorde ik hen vertellen over Leonsberg. Ik dacht altijd dat het écht een berg was. En toen bleek het een dorpje vlak bij Paramaribo te zijn. Ik vond het fijn om in Suriname te zijn, het voelde als thuiskomen. Maar dat had ik ook in Guinee, want een deel van mijn wortels liggen in West-Afrika.’
‘Toen ik jonger was, zag ik weinig mensen in de politiek die op mij lijken’
Uw ouders ontmoetten elkaar in Nederland. Konden ze hier een beetje aarden?
‘Ik denk dat het voor hen allebei zwaar is geweest. Mijn moeder was van Duitse afkomst en was wit, maar ze had ook voorouders van Afrikaanse en Joodse komaf. In die zin was ze dus ook weer níét wit. In elk geval werd ze gezien als anders. Mijn vader kwam hier om te studeren, in een tijd waarin racisme zichtbaarder was dan nu. Nu is het vaak subtieler, zit het in systemen, toen was het in your face, door schelden, bijvoorbeeld. Maar mijn ouders praatten er niet over. Ze gaven hun kinderen mee dat je er met hard werken wel komt. Voor een deel is dat waar, maar als je van kleur bent, kom je veel obstakels tegen.’
Bent u die zelf tegengekomen?
‘Toen ik veertien was, had ik gesolliciteerd bij een supermarkt om de hoek als vakkenvuller. Ik werd afgewezen, met als reden: geen ervaring. Op dat moment dacht ik er niet bij na, maar nu denk ik: ál die veertienjarige vakkenvullers hebben geen ervaring. Was het niet vanwege mijn kleur? Dat weet je niet zeker, en dat is het lastige aan racisme: dat je vaak niet weet wat er precies aan de hand is. Daarom ga je snel aan jezelf twijfelen.’
Wat zou u willen zeggen tegen mensen die zeggen: ach, racisme is niet zo’n groot probleem. En is die aandacht voor slavernij niet een beetje overdreven?
‘Luister. Ik wil dat je naar me luistert. We vallen niemand persoonlijk aan, maar willen ruimte vragen voor onze pijn, voor onrechtvaardigheid in het verleden en heden. Geef anderen gewoon een beetje ruimte. Dan moet je misschien soms zelf een stapje terugdoen. Vaak is de reactie op voorkeursbeleid of het hanteren van een quota: je wilt toch niet een baan omdat je van kleur bent, of omdat je een vrouw bent? Maar heel veel mensen realiseren zich niet altijd dat ze op een bepaalde positie zitten omdat ze een witte man zijn. Het is voor mensen heel moeilijk om een stapje achteruit te doen.’
Op welke manier speelt uw geloof hierbij een rol?
‘Op verschillende manieren. Ik geloof dat alle mensen naar Gods beeld geschapen zijn. Hij vraagt ons om onze naaste lief te hebben als onszelf, te behandelen zoals we zelf behandeld zouden willen worden. Dat is voor mij heel logisch. Als je het hebt over het slavernijverleden, heeft de kerk daarin ook een rol gespeeld – en geen positieve. Wat mij betreft laat dat niet iets zien van het christelijk geloof in het algemeen; ik denk dat de Bijbel is misbruikt. Wat er gebeurde in de tijd van de slavernij, is niet in lijn met de God van de Bijbel, daarin kom ik namelijk een God van liefde tegen. In de zwarte gemeenschap proef ik soms een afkeer van het christendom, omdat hun eigen godsdiensten werden verboden en als occult werden bestempeld. Mensen werden gekerstend en kregen daarbij te horen dat ze vooral gehoorzaam en nederig moesten zijn – dat stond immers in de Bijbel. De Engelsen brachten zelfs een Slavenbijbel op de markt, waarin voor het gemak maar heel het Bijbelboek Exodus, over de bevrijding uit slavernij, werd geschrapt. Heel pijnlijk.’
Heeft dat ook uw eigen geloof beïnvloed?
‘Nee, omdat ik weet dat God een God van liefde is. Maar hoe mensen met elkaar omgaan, in het verleden met de Bijbel in de hand, vind ik wel heel pijnlijk om te zien. Dat is voor mij Gods naam ‘ijdel gebruiken’. Helaas wordt religie nog steeds heel vaak misbruikt, maar ik kan dat scheiden van mijn geloof, omdat ik de God van de Bijbel ken. Ik ga naar GODcentre, een jonge, multiculturele kerk in Utrecht, waar de liefde tot God en voor de naaste tot uiting komen. Daar kom ik heel graag.’
‘Helaas wordt religie nog steeds heel vaak misbruikt, maar ik kan dat scheiden van mijn geloof, omdat ik de God van de Bijbel ken’
U staat op plek 42 op de lijst van de ChristenUnie voor de Tweede Kamerverkiezingen. Wat drijft u om politiek actief te zijn?
‘Als politicus kun je de samenleving veranderen. Maar je moet wel geduld hebben. Mijn ideaal is een samenleving waarin we wat aardiger voor elkaar zijn. Meer met elkaar in verbinding staan, beter voor elkaar zorgen. Dat ligt natuurlijk bij mensen zelf, maar gemeenten en de landelijke regering kunnen die verbinding faciliteren. Als je burgers wantrouwt en hard bent als overheid, maak je het moeilijker voor mensen. Dus ik denk zeker dat je als politicus wat kunt betekenen.’
Droomt u van een plek in de Tweede Kamer?
‘Ik zou niet zeggen dat het mijn droom is, misschien wel mijn verantwoordelijkheid. Ik denk dat we ook in Den Haag meer diversiteit nodig hebben. Toen ik in Arnhem actief werd, dacht ik: ik kan wel wachten tot er iemand in de gemeenteraad komt die op mij lijkt, maar misschien kan ik die persoon zélf wel zijn voor andere mensen.’