jaargang 130, nr. 7, 2 april 2021
We leven in onzekere tijden, oude structuren voldoen voor velen niet meer en het individualisme maakt ons eenzaam. Pasen zet een streep door onze idealen maar de Opgestane opent ook een perspectief op een genadig leven.
In de roman Furore (geschreven door Christiaan Weijts) reconstrueert de hoofdpersoon, Kris, het leven van Tom Schilperoort – een historisch persoon die in 1904 naar Parijs vertrekt en zich daar in artistieke kringen ophoudt. Hij ontmoet onder anderen Pablo Picasso die hem later komt opzoeken in Schoorl. Tom is een bohemien, iemand die zich niet laat leiden door de voorgegeven structuren in de maatschappij: ‘Je vastleggen in een rol, een baan, een leven, heeft iets bespottelijks nu alle rollen, banen en levens morgen op hun kop staan. Ook wie het niet weet leeft op de bonnefooi.’ (65)
Het verhaal speelt zich af in het jaar 2054. Kris ontmoet drie vrouwen, met wie hij alle drie een verhouding krijgt. Zij vertegenwoordigen in tegenstelling tot Tom een manier van leven die zich overgeeft aan bepaalde structuren. De een is arts en benadert de wereld rationeel. De ander werkt in de toeristische sector en belichaamt een manier van leven die geleid wordt door de wetten van de economie. De derde is actief lid van de Soefibeweging, een moslimsekte; zij laat zich laat leiden door religie.
Structuur of furore
De zoektocht voor Kris is hoe hij zelf kan en wil leven. Hij twijfelt tussen de twee manieren van leven: ‘De wereld kantelt en in plaats van nieuw houvast te grijpen – hetzij de mythe van de techniek, hetzij een esthetisch ideaal, hetzij een natuurutopie – kun je ook toestaan dat juist de onveranderlijke kant van de menselijke natuur naar voren treedt. Onveranderlijk, maar ook ongetemd, onaangepast. Een kinderlijke nieuwsgierigheid paart zich aan een tomeloze levenslust, aan drift [het furore uit de titel], aan razernij die laat zien dat alle vormen die bedacht zijn als menselijke cultuur relatief zijn.’ (153)
Beide manieren van leven voldoen voor hem niet. De weg van de religie wordt het meest uitgebreid beschreven en trekt de hoofdpersoon aan maar uiteindelijk krijgt ook daar het cynisme de overhand.
Er zijn genoeg redenen om het boek niet te lezen. Zo’n verhaal in de toekomst is natuurlijk een uitgelezen kans om te kijken waar ontwikkelingen van vandaag in kunnen uitmonden maar het leidt hier tot uiteenzettingen over kunstmatige intelligentie, virtual reality, politieke moorden, het verschil in aanpassing aan de moderne tijd tussen de middenklasse en de hogere klasse en een experiment waarbij cellen van een foetus worden gebuikt om een blinde te genezen. Dat is veel en de thema’s worden lang niet altijd bevredigend uitgewerkt. Daar komt bij dat Kris met alle drie de vrouwen ook een seksuele relatie onderhoudt die expliciet wordt beschreven en dat de wereld van virtual reality vooral wordt verkend langs de as van de porno-industrie.
Dit is dan ook geen boekbespreking die deze roman aan- of afraadt. Maar het lijkt me wel van belang nader te bekijken hoe een seculiere schrijver een personage schept dat grip probeert te krijgen op de zin van het leven. Helemaal als hij daarbij woorden gebruikt als ‘een schuld die ik op me laad’, ‘onvergeeflijk’, ‘een staat van genade’ en ‘voorzienigheid’ (en nadrukkelijk noteert dat dat een theologische term is) en een dialoog samenvat als ‘het eerste techno-theologische twistgesprek op aarde’. Hoe zet de schrijver deze taal die vooral in de kerk rond Goede Vrijdag en Pasen wordt gebruikt, in om de raadsels van het leven op te lossen?
Zien en kijken
De oplossing voor een zinvol leven lijkt in deze roman gezocht te worden in de relatie met anderen. Die ander blijkt echter een stuk lastiger te kennen dan gedacht. ‘Zien is niet alleen een kwestie van kijken’ is een regelmatig terugkerend zinnetje. Het betekent onder andere dat mensen die met elkaar oplopen moeten leren met elkaars ogen te kijken naar de werkelijkheid. In het geval van Kris en Safa (de Soefivriendin) zelfs letterlijk: zij is bijna blind en heeft Kris’ ogen nodig om haar weg door het leven te vinden. Maar ook andersom, zij leert Kris kijken naar een religieuze wereld.
Die relatie is in deze roman wel gecompliceerd. Kris heeft Safa aangereden en is de oorzaak van haar blindheid. Maar toen zij na de aanrijding weer bij bewustzijn kwam, heeft hij haar een andere versie van de werkelijkheid voorgehouden, ondersteund door bewerkte camerabeelden. Hoe hechter de band tussen hem en Safa, des te meer drukt die last op zijn schouders. Steeds wil hij zijn bedrog en de ware toedracht van Safa’s bijna-blindheid opbiechten maar hij komt er niet toe, durft het niet, zit vast in en heeft houvast aan de werkelijkheid die hij heeft gecreëerd. Het is een last die Kris ervaart als ‘schuld’. Veel van de theologische taal komt aan de orde in gesprekken over religie maar hier worden die woorden op een dieper, persoonlijker niveau gebruikt. Schuld en niet vergeven worden zijn blijkbaar woorden die uitdrukking kunnen geven aan de onoplosbaarheid van ons bestaan.
Op de laatste bladzijde komt het bedrog uit en verdwijnt Safa letterlijk uit Kris’ beeld (namelijk de bewakingscamera van zijn huis). ‘Je bent gewoon te laat Kris. Je begrijpt niet dat het groter is. Iemand die naast mij kan staan moet sterk zijn. En echt.’ (409) Het zijn de laatste woorden die Kris van Safa hoort en de moraal van het verhaal. Grip op de werkelijkheid hebben we nauwelijks, kracht en authenticiteit zijn nodig om toch samen te kunnen leven.
De bonnefooi
Dit boek beschrijft krachtig het failliet van menselijke pogingen om ons bestaan zin en rust te geven. Structuren, ook kerkelijke structuren, kunnen houvast geven. Maar dit verhaal legt er de vinger bij dat ze je blik ook kunnen beperken. Tegelijk is het leven dat zich laat leiden door furore, door levenslust, vaak een eenzaam bestaan, het maakt je tot beschouwer van de mensen om je heen. Dit verhaal legt indringend bloot dat we met dat persoonlijke van ons vaak geen raad weten, dood lopen, een schuld op ons laden, alleen achter blijven. Relaties kunnen in een onzekere wereld houvast en rust geven en daarmee een antwoord zijn in de zoektocht naar een zinvol leven. Maar werkelijk in relatie met een ander leven, die ander niet bekijken maar echt ‘zien’ is razend ingewikkeld.
Daar ligt een lijn naar Golgotha. In deze roman licht iets op van wat daar gebeurt. De jood en de heiden roepen bij het kruis: ‘Verlos uzelf!’ Maar hun structuren, hun levensbeschouwingen blijken geen genade te brengen. En de levenslust, de furore? Petrus belooft vol vuur voor zijn Meester op te komen maar hij verloochent Hem.
Blijven we dan werkelijk eenzaam achter? Nee, want Eén houdt ons vast. H. Berkhof schrijft: ‘De opstanding van Christus stelt ons leven en onze dood in een nieuw licht. Wat ons het meest natuurlijke scheen, een vergankelijk leven, dat wordt het meest onnatuurlijke.’ (‘De prediking in den Paaschtijd’) Op Pasen breekt de Opgestane Heere Jezus door de grenzen van mensen heen om bij hen te zijn. Letterlijk als Hij door dichte deuren heen komt, figuurlijk als Hij Maria bij het graf en Kleopas en zijn vrouw onderweg naar Emmaüs de ogen opent. Hij zet relaties in een nieuw licht.
Berkhof vervolgt: ‘De opstanding van Christus betekent daarom het einde van al die levenshoudingen en redeneringen waarbij wij ons bij de vergankelijkheid en de dood trachten aan te passen.’ Maar waar we de Levende ontmoeten worden woorden als ‘schuld’ en ‘onvergeeflijk’ veranderd in ‘geloof’, ‘blijdschap’, ‘gehoorzaamheid’ en ‘liefde’ omdat we het leven uit Gods handen nieuw ervaren, wetend dat ons leven niet ijdel is in de Heere.
Een werkelijke vernieuwing van dit leven door ons is uitgesloten. Het nieuwe wordt alleen geboren als het onmogelijke gebeurt: als de dood wordt overwonnen. En dat is wat op Pasen juist gebeurt. We leven op de bonnefooi, zo denkt Tom in de roman. Bonnefooi is mogelijk een vernederlandsing van de Franse uitdrukking de bonne foi (‘te goeder trouw’), waarin foi ‘geloof, vertrouwen’ betekent. Zo leeft een christen na Pasen op de bonnefooi: gelovend dat wij geen zin aan ons bestaan geven, maar zich toevertrouwend aan de Levende die vasthoudt door de dood heen.