jaargang 130, nr. 9, 30 april 2021
Vaccinatie is geen onderwerp dat in de CGK veel discussie oplevert. Het is steeds vrij algemeen gezien als een legitiem middel om ernstige ziekten voor jezelf en anderen te voorkomen (die visie deel ik). Dat wil niet zeggen dat er bij gemeenteleden geen vragen over leven. Naar aanleiding van discussies in de pers deel ik een paar observaties.
Argumenten
Religieuze bezwaren tegen vaccinatie gaan vanouds vooral over Gods voorzienigheid. Past het wel bij vertrouwen op Gods vaderlijke zorg als je probeert om een ziekte te voorkomen door middel van een vaccin? De gedachte is dan niet dat zorgen voor een goede gezondheid niet van belang is of dat alle voorzorgsmaatregelen verkeerd zijn. Het bezwaar richt zich vooral op vaccinatie, waardoor een ziekte zou worden opgewekt. Dat hangt samen met zorgen om de veiligheid van vaccins en mogelijke bijwerkingen. Die zorgen zijn verklaarbaar vanuit de geschiedenis, toen mensen soms ernstig ziek werden of overleden als gevolg van vaccinatie (tegen koepokken).
In recente bijdragen over vaccinatie, bijvoorbeeld in opiniebijdragen in het Reformatorisch Dagblad, valt me vooral de beperkte argumentatie op. Dat de argumenten dezelfde zijn als in het verleden is mogelijk, maar dan vragen ze wel nieuwe doordenking en toepassing. Nu wordt, naast een beroep op voorgangers uit het verleden, vooral aandacht besteed aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van vaccins. Dat er in de veiligheid van vaccins veel veranderd is sinds een eeuw geleden wordt slechts terzijde genoemd. Vanuit de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV) is er terecht op gewezen dat we theologische en medische bezwaren niet moeten vermengen. Wie om religieuze redenen moeite heeft met vaccinatie, zou dat ook moeten hebben als een vaccin 100% veilig en effectief was. De nadruk op medische bezwaren (soms met dubieuze bronnen) wekt de indruk dat het argument van Gods voorzienigheid niet genoeg is.
Wat het theologische bezwaar betreft, is het jammer dat het beroep op Gods voorzienigheid weinig wordt onderbouwd of verder doordacht. Sluit vertrouwen op Gods zorg dan alle voorzorgsmaatregelen uit? En wat betekent dit bezwaar voor allerlei andere preventieve handelingen in de zorg? Een beroep op autoriteiten of een losstaand beroep op het geweten is te weinig. Zeker van mensen die geestelijk leidinggeven mag theologische doordenking en actualisering verwacht worden.
Wie de bezwaren tegen vaccinatie niet deelt, doet er nog wel goed aan om ze te overwegen en in de spiegel te kijken. Vertrouwen op Gods voorzienigheid en het gebruik van medische middelen zijn geen tegenstelling, maar horen bij elkaar. Dat geldt naar twee kanten. Wie de middelen wel gebruikt, moet zich de vraag blijven stellen welke plaats het vertrouwen op Gods vaderlijke zorg heeft. Zijn we voor onze gezondheid en veiligheid werkelijk afhankelijk van de levende God, of vertrouwen we ons toch vooral toe aan de medische wetenschap? Die vraag geldt bij alle middelen, niet alleen bij een vaccin, maar van paracetamol tot risicovolle operatie.
Voorlichting
In het interview met huisarts Edward Groenenboom elders in dit nummer blijkt dat hij als huisarts wel vragen krijgt over vaccinaties. Dat zijn echter vooral technische vragen, nauwelijks gewetensvragen. Het is niet waarschijnlijk dat deze vragen in een plaats als Middelharnis helemaal niet leven, maar kennelijk gaan mensen met die vragen niet naar hun (christelijke) huisarts. Dat intrigeert me, omdat in mijn waarneming mensen ook niet zo heel vaak met (medisch-)ethische vragen bij hun predikant komen. Daarbij denk ik niet alleen aan vaccinatie, maar ook aan bijvoorbeeld vruchtbaarheidsbehandelingen of palliatieve zorg.
Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mensen eerder zelf op onderzoek uitgaan. Wellicht vervullen organisaties als de NPV hierin een rol. Dat is zeker begrijpelijk bij vragen waar specialistische kennis voor nodig is. Een predikant is geen medisch specialist en is zelf ook afhankelijk van dergelijke voorlichting. Tegelijk is het te hopen dat er over ethische vragen wel bezinning plaatsvindt en dat daarover ook gesprek is binnen de plaatselijke gemeente en met een pastor.
Maakbaarheid
Onder de bezwaren die vaak genoemd worden tegen het coronavaccin zit een diepere laag, namelijk verzet tegen het denken over gezondheid en maakbaarheid in onze samenleving. Gezondheid wordt gezien als het hoogste goed. Met de goede medische zorg in ons deel van de wereld lijken we veel onder controle te hebben. Deze pandemie heeft ons laten zien hoe kwetsbaar we zijn. Maar met het beschikbaar komen van goede vaccins lijken we de touwtjes weer in handen te krijgen.
De focus op maakbaarheid zien we terug in de omgang met vaccinatie. Het beleid van de overheid legt grote nadruk op risicobeheersing. Vaccins van AstraZeneca en Janssen werden (tijdelijk) niet gebruikt toen het leek dat er een heel kleine kans was op ernstige bijwerkingen. Zorgvuldigheid en voorzichtigheid zijn uiteraard van groot belang, ook voor het draagvlak in de samenleving. Maar terecht is erop gewezen dat zo een veel groter risico genomen wordt (namelijk meer overlijdens als gevolg van corona) om een klein risico te vermijden. Bovendien staat dit niet in verhouding tot andere risico’s die we zonder aarzelen nemen.
De neiging tot maakbaarheid en risicomijding beïnvloedt ons ook, en op veel meer terreinen dan gezondheid alleen. We mogen ons als christenen en kerken echter wel de vraag stellen hoe dit zich verhoudt tot het vertrouwen op Gods voorzienigheid. Kan gezondheid voor ons ook te belangrijk zijn? Ik onderschat de ernst van corona niet en ik kan goed begrijpen dat mensen met een kwetsbare gezondheid heel voorzichtig zijn. Daarbij hebben we niet alleen een verantwoordelijkheid voor onszelf, maar ook voor onze omgeving en voor de samenleving. En toch blijft het ongemakkelijk als we fysieke kerkdiensten vermijden en het avondmaal overslaan vanwege een (klein) risico op besmetting (dat alle richtlijnen voor afstand en hygiëne nageleefd worden, spreekt vanzelf). Hoe kan ik dat uitleggen aan broeders en zusters uit de vervolgde kerk, die veel grotere risico’s lopen en wél samenkomen, omdat ze prediking, sacrament en gemeenschap der heiligen niet kunnen missen? Er is verschil in situatie, maar zouden wij onze eigen veiligheid dan minder zwaar laten wegen?
We moeten ons deze vragen ook als kerken stellen. Een goede evaluatie van hoe we in deze crisis gehandeld hebben, lijkt me voor elke kerkenraad waardevol. Uiteraard hebben we de maatregelen van de overheid op te volgen; het gaat me om de vraag welke keuzes we binnen deze adviezen maken. Wat is voor ons het belang van fysieke kerkgang, van een tweede dienst, van de verkondiging van het Evangelie in deze plaats als we dat in geval van nood kennelijk ook kunnen opgeven, soms maandenlang? Ik ken de argumenten en ik begrijp ze soms ook. Ik stel deze vragen allereerst aan mezelf en ik heb geen sluitende antwoorden. Maar zoveel wezenlijke onderdelen van het kerk-zijn opgeven kan toch alleen met voortdurend ongemak.
Deze situatie stelt ons als samenleving en als kerken de vraag hoe wij met risico’s omgaan. Gaan we Gods lof pas weer zingen als wetenschappelijk vaststaat dat dat zonder enig gevaar is? Bezoeken we zieken alleen als we zelf geen risico lopen? Wij zijn in het rijke Westen veel gevaren en lijden ontwend. Misschien is het goed als we de werkelijkheid van het leven mét alle lijden en risico’s meer onder ogen zien. Leven uit Gods voorzienigheid vraagt grote zorgvuldigheid voor onze naaste en voor onszelf. Maar het vindt alleen rust in Gods vaderlijke hand.1
1 Voor deze bijdrage is gebruikgemaakt van diverse opinieartikelen in het Reformatorisch Dagblad; de NPV-brochure Wel of niet vaccineren? Voorzienigheid, vertrouwen en verantwoordelijkheid (te downloaden op www.npvzorg.nl); en A.N.F. Moens, Prikken in perspectief. Vaccinatie in het licht van Gods voorzienigheid (Apeldoorn 2021).