127e jaargang, 11 mei, nr.10
Christenen moeten weer leren de menselijke kant van Jezus te zien. Dat kopte het Nederlands Dagblad op 17 april. In de weken rond Hemelvaart en Pinksteren leg ik er een ander stelling naast: Christenen moeten ook weer leren Jezus als hun Koning te zien. Maar dan wel zoals een echte koning regeert…
Het genoemde artikel was van de hand van Willem van der Horst. Een paar dagen daarvoor had hij afscheid genomen als docent pastoraat en godsdienstpsychologie aan de Hogeschool Viaa te Zwolle. De stelling die hij in zijn afscheidscollege verder uitwerkte, is dat een christen er goed aan doet om op de menselijke kant van Jezus te letten. Daardoor komt Jezus veel dichter bij zijn of haar leven.
Jezus als mens
Ik denk dat er een kern van waarheid zit in de woorden van Van der Horst en dat wij er verstandig aan doen de menselijke kant van Jezus niet te vergeten. Het is gemakkelijk én verleidelijk om Zijn lijden in onze gedachten lichter te maken dan het geweest is, door ons op Zijn Godheid te richten. Jezus was mens onder de mensen en is in alles aan ons gelijk geworden. Ook het feit dat Jezus als enige mens niet zondigde, doet géén afbreuk aan Zijn echte menselijkheid.
Van der Horst illustreert de menselijkheid van Jezus onder meer op de volgende wijze: “Ook Hij was een gewone jongen die ook nadacht over wat Hij later wilde worden en wat bij hem zou passen. Zo leerde Hij in de tempel en zo werd Hij ook diverse malen door God in zijn missie bevestigd. Zie Hem in zijn kwetsbaarheid, als mens met emoties, met verdriet en boosheid. We merken dat Hij geregeld weg moet uit de mensenmenigte om weer bij te tanken. We horen hem ook heel zelfstandig en creatief met de geboden omgaan. Hij is wars van dogmatische heilige huisjes en hij durft de geboden te actualiseren. Hij is vergevingsgezind en soms keihard. Dat kan ons dan allemaal tot voorbeeld zijn.” In deze, naar mijn mening wat vrije invulling van de Schriftgegevens over Jezus als mens, benadrukt Van der Horst vooral het facet dat Jezus echt mens was en zo op ons lijkt. Ik deel het standpunt dat het goed is dat we ons daar meer in oefenen. Tegelijkertijd is het goed om in deze weken tussen Pasen en Pinksteren onszelf ook te stimuleren Jezus als Koning te zien. Met alle aandacht voor de menselijke kant van Jezus kunnen we snel vergeten dat Hij de Zoon van God en ook zelf God is. We kunnen ons focussen op het eerste deel van Zijn naam maar dan voorbijgaan aan zijn volledige naam: Jezus (de) Christus. En juist het tweede deel van Zijn naam wijst ons erop dat Hij door God gezalfd is tot Priester, Profeet én Koning.
Een menselijke koning
Waar het ambt van Priester en Profeet erg ver van ons dagelijkse leven afstaan, krijgen we van het ambt van Koning, zeker rond Koningsdag, een aansprekend voorbeeld. Wij hebben een fijne, menselijke koning en hij en zijn vrouw doen voortreffelijk werk. Maar de vergelijking tussen het Nederlandse koningschap en dat van Jezus Christus gaat snel mank. Het Bijbelse koningschap lijkt in weinig op het ceremoniële koningschap van de Oranjes. In het Koninkrijk der hemelen moet namelijk nog een strijd gestreden worden tegen een heel erg oude tegenstander. Het kwaad en de duivel zijn nog niet definitief het zwijgen opgelegd. Het is in de hemel nog geen tijd voor banketten en ceremoniële diners.
Een koning zonder macht
In een recent opiniestuk in Trouw karakteriseert Hans Goslinga onder de aansprekende kop: “Willem-Alexander houdt zich afzijdig van de macht en is dus minder vatbaar voor kritiek” de positie van onze koning als volgt: “Willem-Alexander heeft welbewust de klassieke rechten van de constitutionele vorst – het recht te worden geraadpleegd en het recht te waarschuwen en aan te sporen – naar de achtergrond geschoven. Hij ziet zijn rol in het samenbinden van de natie en het vertegenwoordigen van de staat. Aldus blijft hij, in oude begrippen samengevat, zowel ‘de hoogste dienaar van het volk’ als ‘de eerste ambtenaar van de staat’.” Of het feitelijk juist is te stellen dat onze Koning zich uit vrije wil afzijdig houdt van de macht, zoals Hans Goslinga suggereert, durf ik in twijfel te trekken. Het is een bewuste keuze van de Nederlandse politiek om het koningschap te marginaliseren en de koning minimale invloed te laten. De afschaffing van het benoemen van (in)formateurs rond een kabinetsformatie door de koning is daarvan het democratische sluitstuk.
Een Koning met macht
Op grond van Bijbelse gegevens durf ik wél de stelling te verdedigen dat Koning Jezus in zijn eerste periode op aarde bewust geen gebruik heeft gemaakt van alle macht die Hij wel bezat. Bij Zijn gevangenneming verwijst Hij even naar Zijn macht: “Of denkt u dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen?” (Mat. 26: 53). Kort voor Zijn Hemelvaart herinnert Jezus zijn discipelen aan Zijn machtspositie, namelijk dat Hem alle macht is gegeven in hemel en op aarde (Mat. 28: 18). En in de apostolische geloofsbelijdenis wordt het geloof in de Hemelvaart van Jezus direct opgevolgd door de zinsnede dat Hij op vergelijkbare wijze terug zal komen naar de aarde om de levenden en de doden te oordelen. Het benadrukken van de menselijke kant van Jezus, zoals Van der Horst in zijn afscheidscollege deed én het feit dat Jezus van Zijn macht geen gebruik heeft gemaakt tijdens Zijn eerste periode op aarde, kunnen ons tot de verkeerde gedachte brengen dat Jezus alleen maar dienen kan en de Hem gegeven macht nooit zal gebruiken.
Wie zo denkt vergist zich. Zo lees ik bij de apostel Johannes, die naar Patmos is verbannen en op zondagmorgen door Jezus Christus opgezocht wordt, het volgende: “Ik was in de geest op de dag des Heeren en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, die zei: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste… En ik keerde mij om… en ik zag Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten, en op de borst omgord met een gouden gordel; en Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vuurvlam, en Zijn voeten waren als blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven, en Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren. En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid”.
Meer koning dan knecht
Hoewel ik instem met de notie dat de menselijkheid van Jezus niet verwaarloosd moet worden, zijn het deze en vergelijkbare woorden die mij voorzichtig stemmen om Jezus Christus te veel als mens te blijven zien. Nadat Hij de dood heeft overwonnen is Hem alle macht in de hemel en op de aarde gegeven. Hoewel Hij tijdens zijn eerste periode hier op aarde Zijn macht heeft afgelegd en ook geen beroep op de macht van Zijn hemelse Vader heeft gedaan, lees ik in de Bijbel dat dit bij Zijn tweede komst echt heel anders zal zijn. Ondanks het feit dat Johannes en Jezus elkaar allereerst als mensen ontmoet hebben is van die menselijkheid van Jezus op Patmos weinig zichtbaar. Zouden wij nu meer weten dan Johannes toen? Is dat niet al te onbescheiden? Of is het gebeuren op Patmos misschien een voorbode voor iedereen die Jezus als Heiland verwacht? Vanuit dat perspectief leg ik daarom naast de oproep om als christenen weer te leren de menselijke kant van Jezus te zien, een tweede oproep om ook weer te leren Jezus als Koning te zien en Hem zo ook te eren en te volgen. Jezus die ons als een knecht of butler de voeten wast past ons veel beter dan Jezus die Koning is over ons leven. En dan niet als een ceremoniële koning, maar als een regerend vorst die het echt voor het zeggen heeft. Geen knecht, maar koning. Mooi om de dagen rond Hemelvaartsdag 2018 daarmee bezig te zijn.
J.A. Voorthuijzen maakt deel uit van de redactie.