Skip to main content

Wie dacht dat het na de synode weer rustig zou worden in de CGK is daar inmiddels wel van genezen. Kranten houden stof voor artikelen, kerkrecht is in discussie en recent is een Christelijk Gereformeerd Beraad opgericht. Maar helpt dit ons nu verder? 

Het Christelijk Gereformeerd Beraad wil kerkenraden toerusten inzake het thema vrouw en ambt. Er zijn twee bijeenkomsten geweest en op de website staat een handreiking voor afgevaardigden naar de classis. Het beraad is ontstaan uit zorg over ontwikkelingen in de kerken doordat gemeenten in strijd met besluiten vrouwen als ambtsdrager bevestigen. Die zorg kan ik goed begrijpen. Bij de weg die gewezen wordt, zijn echter wel vragen te stellen. 

Vragen
Het synodebesluit over ‘vrouw en ambt’ bestond uit drie onderdelen, die bij elkaar horen. Allereerst het rapport van de commissie kerk-zijn; dat is een fundamentele bezinning op het wezen van de kerk en op de verhouding tussen plaatselijke kerk en kerkverband. Als tweede is er een inhoudelijke uitspraak gedaan over de mogelijkheid van vrouwelijke ambtsdragers. Als derde is er gesproken over de kerkelijke weg als kerken zich op aangelegen punten niet voegen naar de besluiten van meerdere vergaderingen. In dat geval zullen de classes geduldig en in liefde het gesprek aangaan en vermanen als kerken eigen wegen blijven gaan. Een taakgroep zal verder onderzoek doen naar de vraag hoe te handelen als kerken daarin volharden. 
Op de synode werd breed pijn gevoeld over de verdeeldheid en het onvermogen om elkaar te vinden. In de adviezen van het beraad lijkt minder pijn en meer haast te klinken. In een lezing van ds. C.P. de Boer op de website van het beraad wordt wel opgeroepen tot geduld, maar de handreiking zet direct in op vermanend gesprek als gemeenten vrouwelijke ambtsdragers hebben bevestigd of dat willen doen. In een vervolgzitting moet er dan antwoord komen. Het lijkt erop dat de besluitvorming op de classis dit najaar moet worden afgerond. Wanneer een classis niet bereid is om te vermanen, zouden bezwaarde gemeenten zich moeten beraden op hun positie binnen het kerkverband.  

Waarom deze haast? De synode heeft de classes gevraagd om allereerst in gesprek te gaan over kerk-zijn en vervolgens over vrouw en ambt. Eén vergadering is toch veel te kort voor goede bespreking van beide onderwerpen? En waarom zou meteen de kerkelijke positie op het spel staan? Als een classis in meerderheid niet wil vermanen, kan een gemeente langs kerkelijke weg bezwaar maken tegen dat besluit. Bovendien is de taakgroep, die ook het kerkelijk gesprek wil dienen, pas net begonnen. Op dit moment zijn geen grote besluiten nodig, noch van gemeenten, noch van classes.  

Als een gemeente na vermaning van de classis volhardt in haar eigen weg, wijst het beraad op de weg van tucht over ambtsdragers en de mogelijkheid om zo’n gemeente slechts als waarnemer te aanvaarden. Beide routes moeten nog doordacht en uitgewerkt worden, staat erbij. Dat laatste is de opdracht van de taakgroep. De optie van een waarnemerschap is door de synode niet overgenomen, dus deze route is nu niet mogelijk. Als het gezag van de synode zo belangrijk is, geldt dat ook voor dit besluit!  

De synode heeft de kerken opgeroepen tot verootmoediging voor de gezamenlijke schuld, onderling gesprek, en geduldig gesprek en vermaan op de classis als kerken eigen wegen gaan. Dat hoort bij elkaar; het is niet juist om daar eenzijdig het vermaan uit te lichten. De suggestie dat we nu voor de keus staan tussen samen belijden of oeverloos met elkaar praten is niet terecht. De kerken hébben een weg gewezen, en zelfs wie meent dat een ander dwaalt, is geroepen tot lang gesprek.  

Soms wordt de indruk gewekt dat wie ruimte ziet voor vrouwelijke ambtsdragers, per definitie niet meer gereformeerd is. De synode heeft echter ook uitgesproken dat wie op dit punt een andere visie heeft dan de synodebesluiten voluit zijn plaats in de kerken kan blijven innemen, al mag verwacht worden dat men zich voor de praktijk naar die besluiten voegt.
Deze lijn is ook in 1998 gevolgd. Ambtsdragers die vóór vrouwelijke ambtsdragers waren, hebben voluit gefunctioneerd in het kerkelijk leven. Wij heersen (gelukkig!) niet over iemands geweten. De wijze van omgang met de Schrift is zeker van belang, maar daarom moeten we van dit thema niet het punt maken waar alles aan hangt.  

 Vertrouwen
De zorgen van het beraad hebben een aanleiding en daarover zal het ook moeten gaan. Er is in de kerken verwijdering en gebrek aan vertrouwen; dat is een gezamenlijk, geestelijk probleem. Samen kerk-zijn vraagt om een geestelijke houding van kerkenraden en meerdere vergaderingen. Er is reden tot indringend gesprek en elkaar vrijlaten is geen oplossing, maar het doel is niet de kortste weg naar vermaning te vinden. Het gaat evenmin aan dat kerkenraden toch vrouwelijke ambtsdragers bevestigen in strijd met gezamenlijke besluiten, die voor de kerken gezamenlijk zo zwaar wegen. Dat doet ernstig schade aan het onderlinge vertrouwen en is funest voor het onderlinge gesprek dat we zo nodig hebben. 
Volgens sommigen zou de Geest in deze tijd de weg wijzen om de ambten open te stellen voor vrouwen. Maar als dit werkelijk van de Geest is (en niet meegaan met de tijdgeest), kun je dan niet het geduld opbrengen om daar eerst met elkaar over te spreken, in de hoop dat Hij ook anderen overtuigt? Geduld is een vrucht van de Geest, ongeduld (van welke kant ook) niet. 

‘Geduld is een vrucht van de Geest, ongeduld niet’

In de pers was discussie of een classis wel kan vermanen, omdat er revisieverzoeken zijn ingediend. Het kerkelijk gesprek hoeft sowieso niet te wachten. Maar kerkrecht gaat hier niet de oplossing brengen. Nemen we elkaars zorgen wel serieus? Als een gemeente of classis serieuze vragen stelt, hebben we die ernstig te nemen. Of het dan officieel een vermaning heet, is van minder belang. Het gaat om de geestelijke houding dat we bereid zijn naar broeders te luisteren die ons aanspreken.  

Vervolg
Hoe nu verder? Twee dingen lijken me van belang. Als eerste dat we in gesprek gaan over wat kerk-zijn betekent. Dat vraagt verootmoediging voor onze schuld aan ontbrekend vertrouwen. Dat vraagt gesprek over onze verhouding tot God, over het belijden en de prediking. Verootmoediging en gesprek zijn de enige weg vooruit. Ik heb ook wel een opvatting over vrouw en ambt en het gaat ergens over, maar we moeten elkaar eerst vinden bij het hart van het Evangelie. Van verootmoediging kun je niet ‘even’ werk maken. We kunnen wel geduld betrachten en onszélf verootmoedigen, in plaats van naar de ander te wijzen. 

Laten kerkenraden het rapport kerk-zijn eerst eens plaatselijk agenderen en nagaan waar dit voor henzelf het meest pijn doet; dan is dat de plaats om te beginnen. Vervolgens kan het gesprek op de classis plaatsvinden. Zijn er in elke classis niet een paar broeders die inhoudelijk heel verschillend denken, maar persoonlijk goed overweg kunnen en elkaar vinden bij de kern? 
Als tweede: er is méér van belang dan dit thema. In een interview werd de vraag opgeworpen of onze synode nu vijfentwintig dagen over de vrouw in het ambt heeft gesproken en maar één dag over de zending. Helaas stond het antwoord er niet bij: Nee! Over vrouw en ambt ging het twee dagen en de synode sprak over vele onderwerpen meer. Laten ook die andere onderwerpen aan de orde blijven komen.  

Misschien is ook dit artikel meer deel van het probleem dan van een oplossing. Wij schrijven, twitteren en praten wat af. Verootmoediging begint met zwijgen en komen voor Gods aangezicht. Op deze plaats had beter een gebed kunnen staan.  

Weergaven: 361