jaargang 130, nr. 23, 12 november 2021
De TUA is op zoek naar twee nieuwe professoren. Eén voor het Oude en één voor het Nieuwe Testament. In de advertentie daarvoor stond een zinnetje dat er nog nooit eerder stond.
Onder het kopje ‘voor deze functie verwachten wij dat de hoogleraar’ stond bij het laatste aandachtspuntje: ‘bij voorkeur predikant is in de Christelijke Gereformeerde Kerken dan wel zich ervan bewust is te werken aan een instelling die uitgaat van deze kerken.’ Dat is niet het minst belangrijke aandachtspuntje. In die functie-eis wordt namelijk verwoord wat de relatie is tussen kerk en universiteit.
Geen ambtsdrager meer
Waarom is dat zinnetje nieuw? Tot voor kort beschouwden we alle professoren aan de universiteit in Apeldoorn als ambtsdragers van de kerken. Daarom waren ze per definitie christelijk-gereformeerd en man. De huidige generale synode besloot het hoogleraarschap niet langer als ambt te beschouwen. Daar lagen principiële inzichten over het ambt aan ten grondslag. Tegelijkertijd ontstond voor de TUA ook de ruimte om hoogleraren te benoemen die eventueel van buiten de kerken komen en/of vrouw zijn. Dat vergroot de vijver waarin gevist kan worden naar capabele hoogleraren. Zodoende worden in de advertentie ook vrouwen en mannen van buiten de CGK uitgenodigd te solliciteren.
Maar, en dan komt het, daarmee is de TUA niet ineens van een CGK-universiteit een gereformeerde theologische universiteit geworden. Zij blijft de universiteit die uitgaat van de kerken. Wat betekent dat eigenlijk? Hoe verhouden kerk en universiteit zich?
Het geloof wil spreken
De universiteit is begonnen in de kerk. In de Middeleeuwen ontwikkelden de kloosterscholen zich tot Domscholen. De kerk van de Reformatie in ons land hechtte veel waarde aan universiteiten. Die lijn heeft de kerk die ontstond bij de Afscheiding doorgezet en ook bij het voortbestaan van die kerk in 1892 werd zeer spoedig het besluit genomen om een theologische school te stichten.
Waarom? Omdat het geloof probeert te begrijpen. Wij zijn kerk omdat we het Evangelie van Jezus Christus hebben gehoord en geloofd. Dat Evangelie heeft ons hart in vuur en vlam gezet en we proberen die liefde uit te zingen en uit te zeggen. Daarom willen we ook doordenken wie toch die Liefste is Die Zijn leven voor ons gaf en wat het betekent dat Hij leeft en het leven dus het laatste woord heeft in deze wereld. Dat nadenken doen we het liefst op het hoogste niveau. Dat is bij ons de universiteit.
Geloof denkt na hoe te spreken
Dat geeft dan ook meteen antwoord op de vraag wat de verhouding tussen de kerk en de universiteit is. Professor Van der Schuit verwoordt dat in 1954 zo:
Juist omdat de Heilige Geest is de Magister ecclesiae, de Onderwijzer der Kerk, is de Kerk woonstede Gods in de Geest en tevens pilaar en vastigheid der Waarheid. Daarom en daarom alleen zijn Kerk en Theologie onlosmakelijk aan elkander verbonden. Wie Kerk zegt, zegt Theologie en de eeuwen zijn daar ten bewijze, hoe de Kerk heeft gewerkt om haar Theologie in dogmatische schoonheid in haar belijdenis uit te drukken. 1
Als ik hem goed beluister, zegt hij dat de kerk niet ontstaan is doordat mensen gingen geloven of doordat mensen elkaar opzochten maar door het werk van de Heilige Geest. Die verkondigde Christus en zorgde er door de wedergeboorte voor dat mensen in geloof op dat Woord antwoordden. In beweging gezet door de Heilige Geest, als woonplaats van de Heilige Geest, gaat de kerk proberen te verwoorden wie ze gelooft en wat ze van Hem gelooft.
Professor Van Genderen duidt deze opmerking vijftig jaar later als volgt:
Omdat de kerk woonstede Gods in de Geest is en pilaar en vastheid der waarheid moet zij ook door middel van de theologie voor de waarheid opkomen.2
De universiteit in Apeldoorn is dus de plek waar voor de waarheid wordt opgekomen en het geloof in belijden wordt uitgezegd. Voor de kerk: om haar te leren wat ze zeggen kan over God en hoe ze leven mag met God. En voor de wereld: om te spreken over hoe een wereld eruitziet waar God spreekt en opstanding mogelijk is.
Eigen plaats
Om die verhouding tussen kerk en universiteit scherp te krijgen, even op een rij wat de TUA dan niet is. Zo’n universiteit is wat anders dan alleen een plek waar predikanten worden opgeleid. Zonder opleiding voor aankomende predikanten in de kerken is de TUA niet denkbaar en het is de vraag of een universiteit zonder predikantsopleiding zal voortbestaan. Predikanten opleiden is echter niet het principiële bestaansrecht van de TUA. Die predikantsopleiding is een van de manieren waardoor de kerk midden in de wereld staat.
Zo’n universiteit is ook geen neutrale wetenschapsinstelling. Zeker wordt er met wetenschappelijke methoden gewerkt. Sterker nog, men zal er aan de TUA naar streven het beste wetenschappelijke werk af te leveren. Maar men doet dat wetenschappelijke werk vanuit een vuur dat aangewakkerd is door God Zelf.
Zo’n universiteit is zelfs niet gefundeerd op Schrift en belijdenis. Althans, zij is dat wél in die zin dat Schrift en belijdenis haar bron en norm zijn. Zij is dat vooral in die zin dat de God Die in de Schrift Zich openbaart het doel van haar onderzoek is. Wij kunnen in de kerk niets be-denken. Wij kunnen alleen maar na-denken. Nadenken wat God ons in Zijn openbaring voorzegt. Maar zij is dat niet in die zin dat de kerk eens en vooral heeft bepaald wie God is, hoe Zijn Woord dient te worden geïnterpreteerd en hoe dat in een belijdenis moet worden verwoord.
Daar ligt een discussie met hoe Abraham Kuyper naar de universiteit keek. Hij stichtte de Vrije Universiteit. Die universiteit moest volgens Kuyper welbewust los staan van staatsbemoeienis maar óók van bemoeienis van de kerk. Waar moest zij zich dan naar richten, waar moest ze zich dan aan houden? Aan die universiteit moest op grond van Schrift en belijdenis in alle vrijheid de wetenschap beoefend worden. Dat klinkt een stuk vrijer dan de visie van de afgescheiden kerken. Maar in feite is het veel strikter. Schrift en belijdenis zijn dan een objectieve grootheid geworden. Alsof de relatie tussen een man en een vrouw alleen wordt bepaald door de liefdesbrief die hij eens stuurde en niet door de levende omgang tussen die twee. Wanneer Schrift en belijdenis vastliggen, kan zo’n fundament een strenge letter zijn maar ook zomaar een dode letter worden. Wij willen echter luisteren naar het nieuwe en het oude dat de Geest tot ons spreken wil en dat onder woorden brengen.
Dilemma’s
Wie werkelijk midden in de tijd wil staan met het Evangelie kiest niet voor de gemakkelijke weg. Wie zich niets aantrekt van de kerk heeft misschien meer ruimte. Wie wil staan op een voorgegeven fundament van Schrift en belijdenis kan op iets dat vaststaat terugvallen. Maar wie luisteren wil naar de levende stem van het Evangelie hoort steeds weer nieuwe dingen. Die dynamische luisterhouding kan weleens frictie opleveren tussen kerk en universiteit.
Zij luisteren namelijk ieder op hun eigen terrein en met eigen middelen. Daarom is het goed als de kerken meeleven en -bidden met het werk dat aan de universiteit gebeurt en met de openstaande vacatures. Gemeenteleden en zij die namens de kerken meekijken op en spreken met de universiteit (curatorium en raad van toezicht) zullen willen weten wat de docenten en hoogleraren publiceren. Aan de andere kant is dat zinnetje in de advertentie ook van groot gewicht: docenten en hoogleraren zullen zich er blijvend van bewust zijn te werken aan een instelling die uitgaat van deze kerken en te zoeken naar welk onderzoek van nut is voor de kerken en voor de wereld waarin de kerk haar geloof belijdt. Dan leven we sámen van de levende stem Gods.
Ik zie uit naar nieuwe hoogleraren die midden in de wereld voor de kerk willen werken.