jaargang 130, nr. 1, 8 januari 2021
De recente biografie over professor Wisse heeft heel wat stof doen opwaaien. In de aankondiging stond al dat het boek mythes doorbreekt. De manier waarop dat gebeurt, leidde tot heftige reacties. Ging Wisse de grens over of doet zijn biograaf dat?
De studie van dr. Niels van Driel schetst geen fraai beeld van Wisse. In de slotbeschouwing vallen de typeringen ‘ongeduldig, materialistisch, arrogant, een overmatig zwak voor vrouwelijk schoon, gebrek aan zelfrelativering, gezagsmisbruik.’[1] Als persoon kan hij duidelijk op weinig sympathie van de auteur rekenen. Tegelijk spreekt Van Driel wel waardering uit voor Wisses werk: hij had wat te zeggen en liet zijn achterban theologisch en maatschappelijk breder kijken dan deze gewend was.
In het Reformatorisch Dagblad verschenen enkele kritische reacties op de biografie.[2] De kritiek is vooral dat Van Driel uitvoerig ingaat op beschuldigingen van overspel. Volgens de kritiek had dit niet zo (of zelfs liever helemaal niet) geschreven mogen worden. Het zou afbreuk doen aan de geestelijke nalatenschap van Wisse.
Deze reacties verschillen radicaal van wat afgelopen zomer in de academische wereld gebeurde. Jan Joosten, befaamd hoogleraar Hebreeuws in Oxford, werd veroordeeld voor het bezit van kinderporno. Zijn universiteit, uitgevers van zijn werk en redacties waarvan hij deel uitmaakte, haastten zich om afstand van hem te nemen. Onder vakgenoten ontstond zelfs een discussie of je publicaties van Joosten nu nog wel kunt citeren.
De situaties verschillen: de maatschappelijke context is anders en in het geval van Joosten zijn dader en slachtoffers nog in leven. Maar het verschil in reacties is opvallend. In het ene geval leidt waardering voor iemands werk tot de suggestie om fouten in zijn leven te bedekken. In het andere is iemands leven reden tot het afwaarderen van zijn werk. In dit artikel gaat het me niet om een recensie van het boek over Wisse, wel om de omgang met onthullingen over iemands leven.
Waarheid
De eerste vraag bij onthullingen over iemands leven is of die beschuldigingen waar zijn. Bij actuele zaken kan een rechter zich daarover uitspreken. Voor het verleden zijn we aangewezen op een reconstructie aan de hand van beschikbare historische bronnen. Daarover kan discussie zijn. Maar de reactie dat bepaalde dingen niet geschreven hadden mogen worden, wekt de indruk dat je de waarheidsvraag terzijde kunt laten. Feitelijk krijgt dan de boodschapper de schuld in plaats van de dader. Kennelijk zijn er dan belangen die zwaarder wegen dan de waarheid over het leven van betrokkene, zoals Wisses geestelijke nalatenschap. Die is inderdaad bezoedeld, maar dat is allereerst hemzelf aan te rekenen, niet de biograaf.
Iets vergelijkbaars zie je bij de beoordeling van president Trump door sommige Nederlandse christenen. Hoewel zij in hun kerkelijke gemeente ongetwijfeld een andere ethiek hanteren, spreken ze soms nogal luchthartig over Trumps levensstijl en uitspraken. Hij is immers tegen abortus. De overtuiging inzake het ene onderwerp dient dan om misstanden op een ander punt te tolereren.
Dat lijkt me een riskante benadering. Persoonlijke misstanden worden dan weggestreept tegen openbare standpunten of indrukwekkende geschriften. Allereerst moet echter de waarheid aan het licht komen, los van persoonlijke voorkeur of andere daden. Je kunt over details twisten, maar Van Driel legt zoveel materiaal op tafel dat de suggestie dat het alleen maar om geruchten zou gaan niet geloofwaardig is. In de kritische reacties op Van Driels boek zou je daarom een duidelijke weerlegging van de beschuldigingen verwachten, of een erkenning ervan. Helaas is dat niet het geval. Dat de waarheid ons pijn doet of dat we dingen liever niet hadden geweten, mag geen reden zijn om die te ontkennen of te negeren.
Ook christelijke historici hebben nagedacht over de omgang met ongemakkelijke waarheden uit het verleden. Prof. A.Th. van Deursen nam het Bijbelse liefdesgebod als uitgangspunt. Het gaat er volgens hem om de nagedachtenis van de naaste in leven te houden. Daarom moeten we de naaste altijd met respect, liefde en genegenheid tegemoet treden, ongeacht of zijn persoon of standpunten ons aanstaan. Dat maakt bescheiden, maar ook eerlijk. Zwakheden moeten we niet uitvergroten, maar ook niet verzwijgen.[3]
Naast de waarheid staat ook de geloofwaardigheid van christelijke ethiek op het spel. Je kunt niet een Bijbelse seksuele ethiek verdedigen inzake ongehuwd samenwonen of homoseksualiteit, en tegelijk zonden van vroegere predikanten niet willen zien. Zonde moet in alle situaties eerlijk benoemd worden.
Doel
In verschillende reacties is de vraag gesteld wie er gediend is met een biografie waarin de negatieve kanten van Wisses leven zo benadrukt worden. De inhoud van zijn theologie komt slechts sporadisch aan bod. De nadruk op zijn gebreken is wel opgeroepen door het beeld dat Wisse zelf in zijn memoires heeft ontworpen, maar deconstructie daarvan leidt nog niet tot een volledig en evenwichtig beeld. De vraag wie hiermee gediend is, is daarom wel begrijpelijk.
Uit het verleden kunnen we lering trekken, juist waar dingen fout zijn gegaan. Laten ambtsdragers aanspreekbaar zijn op hun daden; laten we niet wegkijken bij de zonden van onszelf en van anderen. Laten we het ambtsgeheim serieus nemen – dan zou een deel van de geruchten over Wisses leven niet eens bekend zijn. De Schrift gaat ons er bovendien in voor om zonden van ‘heiligen’ niet te verdoezelen. De Heilige Geest heeft ook de geschiedenissen van Noachs dronkenschap en Davids overspel laten opschrijven, kennelijk om ons te leren en te waarschuwen. De mantel der liefde is niet bedoeld om alles te bedekken. Bovendien wordt die meestal vooral gebruikt voor vrienden en worden daders er beter mee beschermd dan slachtoffers.
Tegelijk is het een legitieme vraag of dingen ook vergeten mogen worden. Dat mag uiteraard nooit gebruikt worden als een recht van de dader of ten koste van het slachtoffer! Maar is openheid altijd het hoogste goed? In de geschiedenisboeken van vele gemeenten zijn perioden van onrust hooguit summier aangeduid. Dat hoeft niet het wegmoffelen van de waarheid te zijn, het kan ook wijsheid zijn. Het is wel een smal pad tussen het verzwijgen van onwelgevallige gegevens en een verstandige keuze en verwoording in wat je schrijft.
Slachtoffers
Wat we schrijven over het verleden, heeft ook gevolgen voor het heden. Welk effect zullen de kritische reacties op de beschuldigingen in de Wissebiografie hebben op slachtoffers van seksueel misbruik? Zullen zij nog de moed hebben om zich te melden met een aanklacht tegen een gewaardeerde ouderling of predikant, als ze de indruk krijgen dat de dader de hand boven het hoofd wordt gehouden door zijn geestverwanten? Dat zal niemands bedoeling zijn, maar we moeten ons van zulke effecten wel rekenschap geven.
Recent verscheen een boek waarin stevige kritiek werd geuit op het rapport van de commissie-Deetman over de misbruikschandalen in de rooms-katholieke kerk. Het was opvallend dat juist de bisschoppen terughoudend reageerden en elke schijn vermeden dat het toch wel meeviel. Anders dan vroeger wegen zij de schade bij slachtoffers nu kennelijk zwaarder dan het imago van de kerk of de positie van betrokken geestelijken. De zwakste partij verdient de meeste bescherming en elke schijn van een doofpot moet vermeden worden.
Nalatenschap
Een relevante vraag is wat zonde in iemands leven betekent voor de boodschap die hij gebracht heeft. Het komt in de kerk helaas vaker voor dat iemand voor anderen geestelijk tot zegen is én in zonde valt. Het is begrijpelijk dat dat mensen in verwarring brengt, want het tast de boodschap aan als iemands eigen leven daarmee niet overeenstemt.
Toch lijkt het me legitiem om enig onderscheid te maken tussen iemands persoon en zijn werk. Joosten heeft voortreffelijke studies geschreven, die niet ineens waardeloos worden nu zijn misdrijven openbaar zijn geworden. De erkenning van zijn werk impliceert echter absoluut geen goedkeuring van de daden uit zijn leven.
Leer en leven raken elkaar bij theologie meer dan bij taalkunde. Kun je nog wel met zegen boeken lezen van iemand die waarschijnlijk overspel pleegde en een slecht huwelijk en gezinsleven had? Wij zingen elke zondag de psalmen van zo’n man. Wat iemand geschreven heeft, kan wel waar zijn, ook als zijn eigen leven daarmee soms in strijd was. Dat is geen enkel excuus voor verkeerde daden. En stilstaan bij een ander kan niet zonder zelf in de spiegel te kijken. Een christen hoeft niet geschokt te zijn als hij dubbelheid bij anderen ontdekt, omdat hij die in zijn eigen hart al eerder tegenkwam. Overtreders staan niet zo ver bij ons vandaan. We moeten van dezelfde genade leven als zij.
Ds. A. Versluis is predikant te Ede en hoofdredacteur van De Wekker
[1] C.M. van Driel, Een wereld op zichzelf. Prof. Gerard Wisse (1873-1957) (Heerenveen: Groen 2020), 450.
[2] Twee opiniebijdragen van ds. M.A. Kempeneers (30 november en 5 december 2020; reacties van Van Driel op 3 en 9 december) en een recensie van prof. dr. A. Baars (10 december 2020).
[3] A.Th. van Deursen, ‘Geloof en geschiedwetenschap,’ in idem, De eeuw in ons hart (Franeker: Van Wijnen 1991), 64-73.