‘Zou er op aarde slechts één persoon bestaan die Christus niet liefheeft en zou deze persoon diep in de wildernis van Siberië leven, in dat ruige en onherbergzame land van sneeuw en ijs. En zou het voor de redding van deze persoon nodig zijn dat (…) gelovigen op aarde daarheen afreizen om met hem te spreken en hem te smeken tot Christus te komen; dat zou alle inspanning, arbeid en kosten meer dan waard zijn! Immers, een ziel is van oneindige waarde.’
Was getekend: C.H. Spurgeon. Dit sprekende citaat geeft weer wat evangelisten van de niet-geregistreerde baptisten in Tajmyr (Siberië) drijft. Voor die ene ziel, voor die ene persoon getroosten de broeders zich veel moeite. Sinds 2001 ondersteunen onze kerken hen daarin, eerst incidenteel, maar vanaf de synode van 2010 structureel in nauwe samenwerking met Stichting Friedensstimme.
Drijfveer
Hoe komen ze ertoe? En ook: hoe houden ze het vol? Als je iets weet van de barre omstandigheden in Tajmyr, het Siberische schiereiland boven de poolcirkel, verbaas je je erover dat daar evangelisten aan het werk gaan uit ‘aangenamere’ oorden in Rusland. Anders gezegd: wie voor zichzelf kiest, laat Tajmyr links liggen. Maar dat doen ze niet. Ze laten alles achter en vestigen zich daar. Elders in De Wekker leest u over de biografie[1] van de hoofdevangelist in dat gebied, br. Oleg Ljoebitsj, die afkomstig is uit Oekraïne maar al meer dan vijfentwintig jaar met zijn grote gezin woont in de meest vervuilde stad ter wereld, Norilsk, de hoofdstad van Tajmyr. Wat drijft hen?
Als je het in één woord samenvat: ‘gehoorzaamheid’. Ze willen hun Heere en Zaligmaker dienen met hun leven. Daarin lijken ze op de slaven uit Lukas 14: 15-24. De heer des huizes wil dat zijn huis vol wordt met gasten aan zijn maaltijd. De genodigden laten het afweten en daarom moeten ze naar de straten en stegen van de stad gaan om de armen, verminkten, kreupelen en blinden binnen te brengen. Als dat gebeurd is, en er is nog plaats, zegt hij: ‘Ga eropuit naar de landwegen en heggen en dwing hen binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt.’ En ze gaan. In dit geval gaan ze de toendra op, de dorpen aan de rivier langs om de oorspronkelijke bewoners van het gebied, de Nganasanen, Dolganen en Nentsen te bereiken met het Evangelie.
‘Wie voor zichzelf kiest, laat Tajmyr links liggen’
Zij vervullen daarmee het bevel van Christus. Als Hij is opgestaan, zendt Hij Zijn discipelen eropuit met de woorden: ‘En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem’ (Luk. 24: 47), of, met de bekende woorden van Handelingen 1: 8: ‘U zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.’ Nu, wie ooit in Tajmyr geweest is, weet: dat is absoluut het uiterste van de aarde. In de noordelijkst bewoonde plekken ter wereld wordt Jezus Christus verkondigd, met alle moeiten die daarbij horen.
Duisternis
De oorspronkelijke bewoners zijn een minderheid in Tajmyr. In totaal wonen er zo’n 300.000 inwoners, verreweg de meesten zijn er komen wonen vanwege werk in de delfstoffenindustrie. De oorspronkelijke bewoners leven verspreid. Het zijn meest rendierhouders, die ook nu nog als nomaden met hun kudden over de toendra trekken. Veelal zijn het animisten, dat wil zeggen dat ze aan voorouderverering doen. Sjamanen hebben er de macht. De boze heeft er velen in zijn greep.
Die geestelijke duisternis wordt versterkt door het leven in het poolklimaat. Je hebt er de pooldag, waarbij de zon niet ondergaat, maar ook de poolnacht die maanden duurt, zonder natuurlijk licht. Dat veroorzaakt bij velen depressiviteit, het aantal zelfmoorden is heel hoog. Veel inwoners vinden hun leven uitzichtloos. Er wordt haast door iedereen overmatig naar alcohol gegrepen, een van de grootste problemen. Het is opvallend dat ten zuiden van Tajmyr de grootste prothesefabriek ter wereld staat, omdat er veel ledematen afvriezen in Tajmyr. Veel van die gevallen worden veroorzaakt doordat mensen dronken in de sneeuw of op het ijs terechtkomen en daar blijven liggen, al dan niet in een zelfmoordpoging.
‘Als je er bent en je hoort hun gebeden, hoor je het Russische woord voor “gemeenschap” vaak vallen’
Van de evangelisten die deputaten zending ondersteunen zijn er twee die daar de lijfelijke gevolgen van bij zich dragen. Een van hen, een Dolgaan, verloor al zijn vingers. Hij vertelde me zijn levensverhaal. Zijn moeder en zus waren tot geloof gekomen, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. Hij vond zijn leven zinloos en haatte zichzelf. Op enig moment wilde hij een einde aan zijn leven maken. Hij dronk veel wodka en ging naar buiten met de bedoeling om daar te sterven. Zijn zus voorvoelde echter gevaar en ontdekte het op tijd. Hij werd op tijd gered van de dood, maar zijn vingers was hij kwijt. Vanwege dat ingrijpen van God is hij tot geloof gekomen in de Heere Jezus Christus. Een andere broeder verloor beide handen en beide voeten door eenzelfde situatie.
In die duisternis schijnt het licht van het Evangelie door broeders die met hun gezinnen daar wonen en werken. ’s Winters rijden ze met hun sneeuwscooters en sneeuwauto’s (Trekol) over de rivierwegen op zoek naar rendierhouders. ’s Zomers, als de rivieren ontdooid zijn, varen ze met boten langs de rivier en evangeliseren in de dorpen. Wat zij vaak meemaken is wat Paulus beschrijft in 2 Korinthe 11: 27: ‘in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid’ enzovoort. Vaak zijn ze weken van huis.
Er kan vanuit het westen niemand worden uitgezonden om daar te gaan werken als zendeling of evangelist vanwege het feit dat het verkrijgen van een verblijfs- of werkvergunning ondenkbaar is, omdat Tajmyr een door de overheid afgesloten gebied is voor buitenlanders. Maar de evangelisten die er werken ondersteunen wij met geld voor levensonderhoud voor hen en hun gezinnen, met middelen, met toerusting en vooral met gebeden.
Het feit dat zij bij de niet-geregistreerde baptisten horen, betekent natuurlijk theologisch wel een aantal grote verschillen, vooral ten aanzien van de visie op de doop. Maar zoals de toenmalige directeur van Friedensstimme het een Russische voorganger nazei: ‘Als iedere Rus het Evangelie gehoord heeft en een Bijbel heeft, nemen we de tijd om over die verschillen door te spreken.’ Hoofdzaak is dat zielen worden gered door de verkondiging van het Evangelie van het bloed van de Heere Jezus Christus.
Gemeenschap
De gemeenten die zo ontstaan zijn, zijn niet groot naar onze maatstaven. Er zijn gemeenten van vijf mensen, er zijn gemeenten van vijftig mensen. De grootste gemeente in de hoofdstad heeft tussen de vijftig en honderd mensen die de erediensten bezoeken. Maar hoe klein ook, ze vallen op in die duisternis als ‘kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht’, waaronder zij schijnen ‘als lichten in de wereld’ (Filipp. 2: 15). In Rusland leeft men erg op zichzelf, egoïstisch, beschermd. Een en ander is overblijfsel van de communistische tijd. Echtparen hebben vaak maar één of hooguit twee kinderen. Men leeft in de steden mede vanwege de kou binnen, wodka drinkend en tv kijkend. Er is veel mishandeling van vrouwen en kinderen.
Als mensen tot geloof komen, verandert alles. Ze zoeken elkaar op. Ze worden ‘broeders en zusters’ en kennen de ‘broederlijke gemeenschap’ die voor en na elke dienst wordt geuit door middel van een handdruk en de heilige kus (zie o.a. 1 Kor. 16: 20 en 2 Kor. 13: 12) (mannen bij mannen, vrouwen bij vrouwen). Die gemeenschap is zeer opvallend. Als je er bent en je hoort hun gebeden, hoor je het Russische woord voor ‘gemeenschap’ vaak vallen. Dat is zo opvallend anders dan de wereld waarin ze leven. Die wereld denkt inderdaad vol verbazing met Psalm 133: ‘Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen.’
Niet alleen in de broederlijke gemeenschap vallen ze op. Ook in het feit dat veel gelovigen veel kinderen krijgen. Grote gezinnen zijn uniek, daar nog meer dan hier. Ook dat is een prediking voor de mensen om hen heen, een antigif tegen het individualisme en het egoïsme.
Daarbij komt dat ze als ze tot geloof komen en gedoopt worden, radicaal breken met alcohol. Dat is uniek voor hun omgeving. De enige alcohol die ze drinken is bij het Avondmaal. Ook kijken ze geen televisie meer. Ze breken met de wereld en met de wereldse leefwijzen, en leven heilig en God toegewijd. Telkens als ik daar kom, valt me dat op. Daar steken christenen en kerken in Nederland vaak maar bleek bij af, omdat in onze westerse kerken de wereldgelijkvormigheid toeneemt. Natuurlijk ligt dat ook in Tajmyr op de loer, bijvoorbeeld onder jongeren, zeker nu ook daar steeds meer jongeren de beschikking hebben over een smartphone met sociale apps. Maar breed onderkent men het gevaar van de wereld, van de macht van de duisternis waarin ze zelf hebben vastgezeten.
Een van de zaken die aan hun leven opvalt in deze moeilijke tijd van oorlog tussen Rusland en Oekraïne is het feit dat ze pacifisten zijn. Ze weigeren om de wapens op te nemen. Niet alleen maar omdat hun broeders en zusters aan beide zijden van het front wonen, maar ze willen alleen met het Evangelie van de vrede komen. Dat levert verdrukking op. Een broeder elders in Rusland die zijn gebedshuis niet beschikbaar stelde voor het inschrijven van soldaten, is opgepakt en spoorloos verdwenen. Vaak is er voor vaders met een groot gezin dispensatie, waardoor evangelisten niet worden opgeroepen. Maar broeders uit de gemeente wel. En wat als zij weigeren dienst te doen? Hun situatie vormt in deze tijd mede een gebedspunt voor ons.
Gehoorzaamheid
Wij hoeven niet zesduizend kilometer te reizen om het Evangelie in Tajmyr te brengen, hoewel er wel om de paar jaar enkele predikanten van onze kerken de evangelisten bezoeken en met hen een toerustingsconferentie houden om zo over en weer elkaar te kunnen dienen met wat we van de Heere geleerd hebben. De rest van de tijd dienen wij dat zendingswerk op afstand.
‘Ze weigeren om de wapens op te nemen’
Maar de duisternis die daar fysiek en geestelijk aanwezig is, is er evengoed in ons land en stad of dorp. En daarom mogen de blijde en dankbare gehoorzaamheid en toewijding van de christenen in Tajmyr ons tot voorbeeld strekken, ons aansporen om ons met het Evangelie uit te strekken naar onze buren, onze landgenoten, om lichtend licht en zoutend zout te zijn in onze levenswandel en om met Paulus in Handelingen 20: 24 te zeggen: ‘ook acht ik mijn leven niet kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen.’
Wat zou het heerlijk zijn als door hun dienst én onze dienst mensen tot Christus worden gebracht. Al zou het maar gaan om één persoon, zoals Spurgeon zei. Dan nog is het alle inspanning waard. De broeders in Tajmyr beseffen dat. Wij ook?
[1] Te bestellen via de pagina zending op www.cgk.nl.