Meer dan ooit bepaalt één woord het nieuws, namelijk: ‘stikstof’. We zien de boerenprotesten, de omgekeerde vlaggen, de opkomst van de BBB, de debatten in de Tweede kamer over dit item, de verklaring van Remkes als ‘stikstofbemiddelaar’ en de schade aan de natuur door een teveel aan stikstof.
De sprong naar ‘dankstof’ lijkt groot. Waar plaatsen we hier het begrip ‘dankbaarheid’ als de natuur bedreigd wordt en als zoveel hardwerkende boeren zich nu door de wetgeving op dit gebied bedreigd voelen in hun bestaan? Hoe vinden we de route naar dankstof? Daarvoor maak ik een wandeling langs een aantal Schriftgegevens na eerst (en dat is onvermijdelijk) een pad te kiezen in het landschap van de stikstofdiscussie.
Hier staat u
Bij een boswandeling heb je zo’n overzichtskaart met een pijl ‘Hier staat u’. Voor een wandeling moet je weten waar je uitgangspunt ligt. Het is wellicht verhelderend om meteen aan te geven waar ik zelf sta. Dat bepaalt voor een deel de route in deze bijdrage. Zelf sta ik voor mijn gevoel nog met één been in de boerenwereld waar ik uit kom. Als boerenzoon was ik tot mijn 23e jaar intensief betrokken bij ons familiebedrijf in Friesland. Daardoor weet ik me dermate verbonden met de boerensector dat ik de pijn meevoel van diverse boeren (vooral veehouders) die tot voor kort perspectief misten in hoe de overheid hierin opereert.
Begrippen als ‘de veestapel halveren’ en ‘opkoopregelingen’ gaven boeren de indruk minder gewenst te zijn, vervuilers van de natuur. Voeg daarbij uitspraken van de milieulobby en allerlei organisaties die opkomen voor het welzijn van dieren met leuzen als ‘zuivel is niet zuiver’ etc. Alles versterkt de indruk dat boeren behoorlijk milieuonvriendelijk en dieronvriendelijk bezig zijn, alsof het hen alleen gaat om een verdienmodel, terwijl ze juist bijdragen aan het onderhouden van het landschap en de natuur liefhebben. De overheid had zich in de kabinetsvorming vastgelegd op een stikstofakkoord dat bijna een wet van Meden en Perzen leek. Het zou zomaar over boeren heen kunnen walsen. Boeren voelden zich niet meer gezien en begrepen.
Stikstof … brandstof
Als ik voor de boeren in de kerkdiensten bid, hen bij gelegenheid ontmoet en vanuit geregeld contact met mijn familie even bijpraat over de zorgen rond stikstof en de droogte van de afgelopen zomers, merk ik dat stikstof ook brandstof geworden is voor sombere gevoelens. En in de boerenprotesten zag je brandstof van ongenoegen opvlammen.
‘Alles versterkt de indruk dat boeren behoorlijk milieuonvriendelijk en dieronvriendelijk bezig zijn’
Dit begrijp je alleen als je aan de keukentafel bij een boerengezin aanschuift en de emotie ziet. Een boer is zijn bedrijf, leeft op de grond waar al vele jaren gewoond en gewerkt is. Het is van vader op zoon doorgegaan. En dan je bedrijf verliezen en het gevoel hebben dat het nutteloos is wat je doet, dat alles aan een zijden draadje hangt, dát emotioneert. Wanneer is het voor jou ‘opgestaan plaats vergaan’? Wanneer word jij bestempeld als die piekbelaster die moet stoppen en wie en wat bepaalt dat? Waarom ligt nu vooral de focus op de agrarische sector en in mindere mate op andere sectoren die ook voor stikstofuitstoot zorgen?
Stikstof … nu betere gesprekstof?
Is er na de bemiddeling van Remkes kans op betere gesprekstof, zodat dit onderwerp veel genuanceerder benaderd wordt? Die aanzet is wel gegeven. Maatregelen in verband met stikstof lijken nu minder een dictaat van bovenaf. Men wil dit in een redelijk gesprek met de boeren regelen. Gekeken wordt in eerste instantie niet alleen naar het uitkopen van boeren, maar ook naar de mogelijkheid van verplaatsing en manieren om door innovatie tot minder stikstofuitstoot te komen. Er is duidelijk meer oog voor de emotie van boeren. Het is ook wel duidelijk geworden hoe kostbaar onze hoogwaardige landbouw en veeteelt is voor de voedselzekerheid. Er is meer begrip gekomen dat elke sector bij moet dragen aan verbetering van de natuur. Dat geldt voor industrie, verkeer, vliegtuigmaatschappijen, de bouw etc. En de winst is het gesprek met de hele keten waarvan boeren een schakel zijn: de leveranciers van veevoer en kunstmest, de zuivelfabrieken, de banken, de supermarkten. Dan komen wij als klanten ook in beeld. Willen we meer betalen voor brood, vlees, melk, zodat boeren op een natuurvriendelijker wijze hun werk kunnen doen?
We hopen vanaf nu op een goed en opbouwend gesprek, niet óver maar mét de boeren. Een gesprek waarin natuurbeheer en zorg voor de schepping uiteraard ook punten van belang zijn. Want daar zit wel een schuurpunt: hoe verhoudt intensieve landbouw en veeteelt met een teveel aan stikstofuitstoot zich met het behoud van de natuur? Dat is een gevoelig punt!
Natuurbeheer … en het paradijs
Na dit pad in de stikstofmaterie een poosje gevolgd te hebben, volgt nu een wandeling door de Schrift. Daarbij stip ik eerst het item van natuurbeheer kort aan, om vervolgens uit te komen bij de ‘dankstof’.
In de Bijbel is er nog geen sprake van een milieuprobleem in de zin waarin wij daar vandaag over spreken. Zeker is er geen sprake van een stikstofprobleem. Wel zijn er aanzetten te vinden hoe om te gaan met Gods schepping. In Genesis 1 krijgen wij de opdracht om te heersen over de vissen der zee, het gevogelte des hemels en het gedierte dat op de aarde kruipt. Als beelddrager van God is het onze taak om in goede relatie te staan met alle schepselen. (Be)heersen is hier niet: doe maar wat je wilt, maar eerder zorgvuldig beheren, zoals God de schepping beheert. Zo was het bedoeld: omgaan met dieren als herder en hoeder.
In het vierde gebod komt ook de rust voor het vee ter sprake. In Genesis 2 mag de mens de hof bewerken (letterlijk: dienen) en bewaren. De mens als Gods parkwachter! De hof dienen, is de schepping dienen, zodat ontplooiing en opbloei plaats krijgen.
‘Een boer is een “kunstenaar” die vaardigheid en talent van God ontvangt’
Zo zie je de eerste agrariër: zaaiend, plukkend van de vruchten, de hof onderhoudend … als dienaar van God! En ook de hof bewaren, is een van God gegeven taak … dat is bewaken. Iets wat mooi en goed is, moet ook goed blijven. Deze grondnoties uit het paradijs blijven leidend, ook na de zondeval. Ik merk zelf dat veel christenen die land en vee beheren graag ook in die zin rentmeester willen zijn, dienend en bewarend.
Natuurbeheer … na de zondeval
Het is duidelijk dat de zondeval veel veranderd heeft en we sindsdien te maken hebben met weerbarstigheid: harde arbeid, doornen en distels. Boeren hebben daar volop mee te maken. Met ziekte, droogte, ontregeling van de natuur. En nu de hele stikstofproblematiek en de spanning eromheen.
Waar ging het fout? Daar waar de mens over grenzen heenging en kennelijk ook toen al door intensiviteit de grond uitputte. Daarom stelde God de sabbatsjaren in, zodat het land eenmaal in de zeven jaar rust kreeg. Maar het volk hield zich daar niet aan. Eén jaar braak laten liggen, dat was toch verlies van kapitaal. Als de ballingschap komt, geeft de Kroniekschrijver (2 Kron. 36: 21) aan, dat door de ballingschap het land zijn sabbatsjaren vergoed kreeg. Eindelijk geen uitputting van de grond meer! In de Hebreeuwse Bijbel is dit bijna het laatste vers van het Oude Testament en blijkt uit de hele heilsgeschiedenis hoezeer de mens gefaald heeft in het beheer van Gods schepping. Uitputting van Gods schepping is er nu meer dan ooit en het stemt ons tot ootmoed, dat we er niet beter in geslaagd zijn om ‘de hof/de aarde’ te dienen en te bewaren.
Dankstof en onze blikrichting
Valt er nog iets te danken na wat ik hierboven geschreven heb? En kan de boer danken ondanks alles wat hij/zij voor de kiezen krijgt? Dankbaarheid is een kwestie van blikrichting.
Kijk je als mens alleen naar zorgen en nare dingen, dan verkruimelt alle dankstof. Even een vergelijking: een trein rijdt langs een donkere en sombere bergwand. Aan de andere kant ligt een dal met prachtig uitzicht, overgoten door blij zonlicht. Je kunt al reizend naar de sombere bergwand kijken of naar het prachtige vrolijke dal. Als christen leer je met Paulus door het goede raam te kijken. Hij zegt dat we verblijd mogen zijn in de Heere en alle zorgen en wensen met dankzegging bij God kunnen brengen (Filipp. 4). Zo ontvangt ook de agrariër dankstof, op dezelfde wijze als elke gelovige redenen vindt om God te danken voor kracht, gezondheid, groei en vruchtbaarheid. Dankbare mensen die hun blik op God richten, zijn ook beschermde mensen. De vrede van Jezus betrekt de wacht bij hun harten en gedachten.
Dankstof en voorzienigheid
De regenboog in Genesis 9 gaat vergezeld met de belofte dat er geen zondvloed meer zal komen. ‘Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden.’ Wij mogen sabbat houden en rusten, maar (zo staat er letterlijk) zaaiing en oogst, zomer en winter zullen geen sabbat houden. Het gaat maar door … ondanks onze zonde en slecht beheer: deze voorzienigheid van God tot de jongste dag. Wat mogen we dankbaar zijn voor die goede zorg van God voor deze aarde. Dankbaarheid voor alle groei en bloei, niet als wetmatigheid van ‘moeder natuur’ maar als gave van God in de hemel. De boer dankt op dankdag voor zijn oogst, voor zijn vee en wij danken met hen voor wat de grond oplevert en wat wij uit de winkel kunnen halen. Als in stille verwondering de lofzang in Psalm 65 opklimt, wordt de psalmist welhaast lyrisch: ‘U zag om naar het land en gaf het overvloed. U doordrenkt zijn omgeploegde aarde. U doet water in zijn voren dalen. U zegent zijn gewas. De velden zijn bekleed met kudden, de dalen zijn bedekt met koren. Zij juichen, ook zingen zij.’ Als het juicht op het veld, hoor ik in mijn verbeelding een danklied!
Dankstof en de gave van onze boeren
Jaren geleden preekte ik over Jesaja 28 vers 22-29, daar gaat het over ploegen en zaaien. Dat doet de ploeger met beleid en hij zaait met wijsheid. ‘En zijn God onderricht hem over de juiste wijze en onderwijst hem’, zo lezen wij. Een boer is een ‘kunstenaar’ die vaardigheid en talent van God ontvangt. In die zin is hij of zij een leerling van God. Het laat je anders naar deze beroepsgroep die voor ons eten mag zorgen, kijken. Met respect hoe God hen gebruikt en hoe zij een plek in mogen nemen in het ‘voedselproces’. Dus dankstof ook voor al die mensen die God inschakelt voor eten, kleding, gezondheid. Daarbij zal het gebed niet ontbreken voor onze agrariërs en het meeleven in hun verhaal. In de gemeente mogen we hun een luisterend oor bieden. Luisteren naar iemands verhaal ‘aan de keukentafel’ of iemand zomaar bij een toevallige ontmoeting onderweg bemoedigen. In de gemeente mag de gave van bemoediging immers volop een plaats hebben. En uiteraard het gebed voor de overheid en degenen die beslissingen moeten nemen in de ingewikkelde materie van de ‘stikstof’.