Skip to main content

Hoe ervaren mensen met autisme het geloof? Waar lopen ze tegenaan tijdens een kerkdienst? En wat kan de gemeente daarin voor hen betekenen? Samen met dr. Gert van den Brink schreef psycholoog en theoloog Hanneke Schaap-Jonker het boek Anders voelen, anders geloven. Over autisme en geloofservaring, dat dit najaar gepubliceerd werd.

Hanneke Schaap-Jonker is rector van het Kennisinstituut Christelijke GGZ en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Sinds ze in 2009 onderzoek deed naar de geloofsbeleving van mensen met autisme, heeft het onderwerp haar eigenlijk nooit meer losgelaten.

De aanleiding voor het schrijven van dit boek was een mail die ze kreeg van ‘Bas’, zoals hij in het boek wordt genoemd. “Bas ervoer tijdens de kerkdiensten veel onzekerheid”, licht Schaap-Jonker toe. “Vanwege zijn autisme is hij meer rationeel dan emotioneel ingesteld. Dingen die bij een ‘waar geloof’ zouden horen, zoals zondebesef, ervoer hij niet. Hij wist wel dat hij zondig is, maar hij voelde het niet. Daarom vroeg hij zich af: kan ik als iemand met autisme wel echt geloven?”

Die vraag raakte Schaap-Jonker. “Het is een heel existentiële vraag, dat gaat echt diep. Dus ik vond dat daar antwoord op moest komen. Tegelijk komen daar ook andere vragen bij kijken: wat is geloof dan eigenlijk? Vanwege die theologische component besloot ik dit boek samen met Gert van den Brink te schrijven. Hij is zeer betrokken op mensen met psychische problematiek en dacht graag mee.”

Voor de vraag hoe belangrijk het ervaren van het geloof is, ging Van den Brink in zijn deel van het boek te rade bij Luther. “In de zestiende eeuw was deze vraag al actueel”, licht Schaap-Jonker toe. “En het antwoord van Luther geeft ook voor ons vandaag houvast. Het hoeft niet te gaan om een ‘bevindelijk’ geloof of een ‘beleefd’ geloof. Maar het gaat om geloven wat God zegt, om je vast te houden aan Zijn belofte.”

De kerkdienst
Mensen met autisme beleven de kerkdienst op heel uiteenlopende manieren, die niet onder één noemer te brengen zijn. Om recht te doen aan die verscheidenheid, heeft Schaap-Jonker in het boek de ervaringsverhalen van drie verschillende mensen opgenomen.

“Sommige mensen met autisme geloven heel rationeel, zoals Bas. Als in een onderdeel van de kerkdienst een bepaalde emotie centraal staat, zoals schaamte of zondebesef na het lezen van de Tien Geboden, kan het voorkomen dat de persoon met autisme die emotie helemaal niet voelt. Dat geeft dan een gevoel van verwijdering en onzekerheid, van anders-zijn. Datzelfde kan natuurlijk ook voorkomen als er lofpsalmen gezongen worden of uiting gegeven wordt aan vreugde en dankbaarheid in de preek, terwijl dat helemaal niet gevoeld wordt.”

‘Mensen met autisme beleven de kerkdienst op heel uiteenlopende manieren’

Bij een andere groep mensen met autisme werkt het juist tegenovergesteld: zij voelen heel veel en heel intens, ze worden als het ware meegezogen in de liturgie. “Intens beleven is heel mooi, want vreugde en dankbaarheid worden dan ook sterk ervaren. Maar een Bijbelgedeelte over Gods toorn en een preek over het oordeel komen gigantisch hard binnen. Voor deze groep mensen is de dienst sowieso ontzettend prikkelrijk”, aldus Schaap-Jonker. Als voorbeeld daarvan verwijst ze naar het ervaringsverhaal van ‘Daniëlle’:

Als er bij de mededelingen gezegd wordt dat iemand ernstig ziek is, dan schrik ik daarvan, voel ik verdriet en moet ik eigenlijk huilen. Maar vervolgens zingen we alweer en als dat een loflied is, dan ben ik daar nog niet klaar voor, want ik zit nog verdrietig te zijn. Maar als ik het dan niet uit mijn hart kan meezingen, omdat het dubbel voelt, ben ik weer bang dat ik God niet wil prijzen.

“Omdat deze mensen de opeenvolging van handelingen, woorden en gevoelens niet snel genoeg kunnen verwerken, hebben ze voortdurend het gevoel achter de feiten aan te lopen. Zij zijn vaak ontzettend moe nadat ze in de kerk zijn geweest”, licht Schaap-Jonker toe. “In mijn eerste onderzoek hoorde ik van iemand die na de dienst compleet uitgeput op de bank zakte en voor wie koffiezetten zelfs niet meer lukte. Als hij om die reden niet naar de middagdienst ging, stuitte hij op kritiek en onbegrip van zijn familie. Terwijl het niet om onwil, maar om onvermogen ging.”

Symbolen en metaforen
Niet alleen het verminderde of juist heel intense ervaren van emoties kan mensen met autisme kenmerken. Ze hebben er vaak ook behoefte aan dat dingen consistent en logisch zijn. In de kerkdienst is dat lang niet altijd het geval: symbolen en metaforen, poëtisch taalgebruik, ogenschijnlijke tegenstellingen of open eindjes kunnen dan heel lastig te plaatsen zijn. “Een voorbeeld in een preek zoomt vaak in op één bepaald aspect. Als je zo’n beeld heel consequent doortrekt, levert dat vaak meer verwarring op dan dat het verhelderend werkt. Dat kost veel energie en denkruimte voor iemand met autisme”, zegt Schaap-Jonker.

Daarnaast is er nog het sociale aspect van het naar-de-kerk-gaan. Waar moet ik gaan zitten? Wie let er op me? Wat moet ik zeggen tegen de persoon naast me? Activiteiten buiten de kerkdiensten om, zoals het gezamenlijke koffiedrinken of meedoen in een Bijbelkring, zijn vaak te belastend. Hoe kan de gemeente goed om deze mensen heen staan?

Schaap-Jonker reikt daarvoor verschillende manieren aan. “Natuurlijk krijg je het nooit voor iedereen helemaal op maat; dat hoeft ook niet. Ook is het niet nodig om van alles te veranderen. Juist vanuit wat we over de kerk geloven, en hoe God daar Zijn werk doet, is het goed om er sámen te zijn: samen te vieren, samen te luisteren en wederzijds van elkaar te leren. Mensen met autisme hebben de gemeente immers, met hun eigen talent, óók heel veel te bieden.

Daarnaast is het goed om bewust een stuk ruimte geven aan deze groep mensen met hun specifieke brein. Door een aanvaardende gemeenschap te zijn en een klimaat te creëren waarin je ook anders mag zijn. Als de sociale interactie veel energie kost voor iemand met autisme, is dat bijvoorbeeld te ondervangen door altijd op een vaste plek, naast dezelfde persoon te gaan zitten. En vraag het vooral aan iemand zelf: ‘Waar kan ik je mee helpen?’ Een open oog en oor voor de ander. Vanmorgen nog hoorde ik over iemand met autisme die zei: ‘Alleen al het feit dat iemand er de moeite voor neemt om zo’n boek te schrijven doet me goed.’ Op die manier kan ook één zinnetje in een preek al verschil maken.”

Weergaven: 151