Skip to main content

Muziek en geloof zijn in de Schrift onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie de Heere dient, gaat ook van Hem zingen, zo laat de Bijbel op tal van bladzijden zien. Het is zelfs het levensdoel van een mens: God loven, met stem en instrument.

Wie aan muziek in de Bijbel denkt, komt als vanzelf bij het Bijbelboek Psalmen terecht. Wat wordt daar niet gebeden en gezongen, gejeremieerd en gejubeld, geklaagd en geloofd. Met hart en mond en handen. Maar ook met harp en lier en tamboerijn. Het hele lijf doet mee, maar ook elk denkbaar instrument wordt ingeschakeld om de Heere groot te maken.

In het hele boek Psalmen is dat aanwijsbaar, maar het komt tot een hoogtepunt, een apotheose, in de laatste vijf liederen, de Psalmen 146 tot en met 150. ‘Halleluja!’ klinkt het tien keer in deze laatste reeks, steeds aan het begin en eind van elk lied. Waarbij er sprake is van een opklimming: eerst de enkeling (146: ‘Ik zal de HEERE loven’), dan de gemeenschap (147: ‘Sion, loof uw God’), vervolgens de schepping (148: ‘Loof Hem, zon en maan’), waarbij met het oog op Gods toekomst een nieuw gezang mag worden aangeheven (149: ‘Zing voor de HEERE een nieuw lied’), waarna de reeks en het hele boek eindigt met de tienvoudige oproep ‘Looft Hem’ aan alles wat klank en adem heeft (150). Een machtige doxologie, die ons mensen helemaal op onze plek zet: dit is waarvoor we leven, dit is het doel van ons bestaan, dit is het lofoffer dat we samen met de hele schepping de Heere mogen brengen.

Schelfzeelied
Intussen is het Boek der Psalmen niet de enige plek in de Bijbel waar de kracht en invloed van zang en muziek in de dienst aan God naar voren komen. Op tal van plaatsen komen we mensen tegen die met stem en instrument de Heere prijzen. Bekend is de passage uit Exodus 15 waarbij Mozes en het volk Israël, net door de Schelfzee geleid, de HEERE een lied zingen: ‘Ik zal zingen voor de HEERE, want Hij is hoogverheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen’ (Ex. 15:1). Waarbij Mirjam en de andere vrouwen hun tamboerijn pakken en in reidans het refrein herhalen: ‘Zing voor de HEERE, want Hij is hoogverheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen’ (Ex. 15:20-21). Een prachtig moment daar aan de overkant op het strand.

Of neem, in het Nieuwe Testament, de laatste paasmaaltijd van Jezus en Zijn discipelen, die wordt afgesloten met een reeks liederen: ‘En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg’ (Mat. 26:30). Bedoeld zijn hier de Psalmen 113 tot en met 118, het zogenoemde Egyptisch Hallel, die tijdens iedere Pesachviering klonken. Maar die nu wel een heel bijzondere lading krijgen als Jezus ze op de lippen neemt aan de ingang van Zijn lijden: zingend de duistere nacht in.

‘Dit is het lofoffer dat we samen met de hele schepping de Heere mogen brengen’

Denk ook aan Paulus, die de gemeenten in Efeze en Kolosse uitdrukkelijk oproept om het lied een plek te geven in hun samenkomsten: ze moeten zich niet vol laten lopen met wijn, maar zich juist laten vullen door de Geest en vervolgens onder elkaar spreken ‘met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen’ (Ef. 5:18-19). Op die manier, middels het samen zingen, woont het woord van Christus rijkelijk in de gemeente en kunnen broeders en zusters elkaar onderwijzen en vermanen (Kol. 3:16). Gemeenteopbouw via het kerklied, catechese en pastoraat middels de gezamenlijke zang.

Hemelse muziek
En, om niet meer te noemen, ook in het laatste Bijbelboek komen zang en muziek weer terug. Als de deur van de hemel op een kier gaat, ziet Johannes iets van de liturgie die daar voor de troon aan de gang is. De vier dieren brengen ‘heerlijkheid, eer en dank’ aan Degene Die op de troon zit, terwijl de vierentwintig ouderlingen zich voor de troon neerwerpen en de Heilige aanbidden en toezingen: ‘U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht’ (Openb. 4:9-11). Even later hebben de dieren en ouderlingen een citer in de hand en zingen ze voor het Lam een nieuw lied (5:8-10). En vervolgens stemmen engelen en schepselen massaal in met deze hemelse lofprijzing: ‘Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid’ (5:11-14).

Als een paar hoofdstukken verder de niet te tellen menigte ‘uit alle naties, stammen, volken en talen’ voor de troon staat, heft ook die een loflied aan: ‘De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!’ (7:10). Weer verder, als Johannes het Lam met de 144.000 op de Sion ziet, klinkt het geluid van ‘citerspelers die op hun citers spelen’ en zingen ook deze ‘gekochten’ een nieuw lied (14:1-3). En in het volgende hoofdstuk staan de overwinnaars van het beest bij de glazen zee, met ‘de citers van God’ in hun hand, en ze zingen het lied van Mozes en het lied van het Lam: ‘Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen!’ (15:2-3).

Kortom, in het visioen dat Johannes op Patmos krijgt zijn zang en muziek, nu zoals die in de hemel een rol spelen, volop aanwezig. Ze blijken er helemaal bij te horen in de dienst aan God en het Lam.

Kronieken
Er is één Bijbelboek dat eruit springt als het gaat om de aandacht voor muziek in het kader van de eredienst. Dat is het (dubbele) Bijbelboek Kronieken. Daarin wordt voor het volk van Juda na de ballingschap de geschiedenis ten tijde van de koningen nog eens verteld, maar dan met een heel specifieke spits. Centraal staat de tempel, de plek waar de Heere wil wonen bij Zijn volk. Daarom besteedt Kronieken veel aandacht aan de koningen die zich inzetten voor de dienst aan God: David en Salomo, die de tempel bedachten en bouwden. Koningen als Asa, Josafat en Hizkia, die hervormingen doorvoeren om de vervallen tempeldienst weer in ere te herstellen.

Uitvoerig beschrijft de Kroniekenschrijver ook de inrichting van de tempeldienst: David die alles tot in de puntjes voorbereidt, en Salomo die de tempel in gebruik neemt en de dagelijkse liturgie organiseert.

‘Zang en muziek blijken er helemaal bij te horen in de dienst aan God en het Lam’

In dat verband geeft Kronieken uitgebreid aandacht aan de musici die moeten dienen bij het heiligdom. Dat begint al bij het zogenoemde genealogisch voorportaal, de uitgebreide geslachtslijsten waarmee dit Bijbelboek begint (1 Kron. 1-9). Wie die opsommingen goed bekijkt, ziet een specifieke focus. Eerst springt Juda eruit (2:3-4:24), waarbij met name de lijn van David voor het voetlicht wordt gebracht. En vervolgens valt het volle licht op de stam van Levi (6:1-81), waaruit de (hoge)priesters en de levieten voortkomen.

Als het gaat om die dienaren bij het heiligdom, zijn het met name de zangers die naar voren worden gehaald: ‘Dezen zijn het die David heeft aangesteld om de zang in het huis van de HEERE te leiden’ (6:31). En dan volgen de families van de zangleiders Heman, Asaf en Ethan. ‘Zij dienden vóór de tabernakel, de tent van ontmoeting, met zingen, totdat Salomo het huis van de HEERE in Jeruzalem bouwde’ (6:32).

Kwaliteit
Ook in de beschrijving van de lotgevallen van de ark, die door David naar Jeruzalem wordt gehaald en in een tijdelijke tent wordt gezet, geeft de Kroniekenschrijver uitgebreid aandacht aan de rol van de musici (1 Kron. 15-16). Een compleet muziekgezelschap uitgerust met luiten, harpen en cimbalen laat van zich horen als de ark wordt binnengehaald. En als de heilige kist in de tent is neergezet, krijgen de muzieklevieten de opdracht om daar voortdurend de lofzang gaande te houden. Wat ze moeten zingen, wordt zelfs vermeld: een lange psalm van David (16:7-36): ‘Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken’. Met het refrein dat nog vaker klinkt in Kronieken: ‘Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig’.

Als Kronieken vervolgens uitgebreid beschrijft hoe David de bouw van de tempel en de inrichting van de tempeldienst voorbereidt (1 Kron. 22-27), krijgen weer de levieten die voor de muziek worden afgezonderd veel aandacht. Zij worden zelfs als profeten geschilderd: ‘Zij profeteerden onder het spel van harpen, luiten en cimbalen’ (25:1). Het gaat om een groot koor, dat in shifts dienst moet doen bij de te bouwen tempel: in totaal 288 musici, die ook nog eens als ‘volleerd’ worden aangeduid. Kwaliteit is blijkbaar belangrijk in de dienst van de Heere.

Bemiddelende rol
Uitvoerig beschrijft Kronieken even later de inwijding van de tempel onder koning Salomo (2 Kron. 5). En weer valt op welke rol de muziek heeft. Als de levieten spelen en zingen, als 120 priesters op hun trompetten blazen, als het refrein klinkt (‘Voorzeker, Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig’), dán komt de HEERE en vervult Zijn heerlijkheid het huis (5:11-14).

Het is overduidelijk: in het leven met de Heere en in de gezamenlijke dienst aan God mogen stem en instrument een belangrijke rol vervullen.

Zo’n bemiddelende rol van muziek komt een stukje verder weer naar voren, als koning Josafat in oorlog is met Moab en Ammon (2 Kron. 20). Dan zijn het niet de strijders die vooropgaan als Juda de vijand tegemoet gaat, maar de zangers hebben de leiding. Terwijl die het bekende refrein zingen – ‘Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig!’ – gebeurt het: de vijand wordt op een wonderlijke manier verslagen zonder dat Juda ook maar een hand hoeft uit te steken. Zingend en musicerend kan het leger terug naar de tempel (20:28).

Gunst en plicht
Maken we de balans op, dan blijkt dat muziek in de hele Bijbel een belangrijke functie vervult in de dienst aan de Heere. Van het verloste volk Israël aan de Schelfzee (Ex. 15) tot de verlosten met het Lam aan de glazen zee (Openb. 15): de muziek is niet weg te denken. Van de enkeling die bij zijn lier een klaaglied aanheft tot een compleet muziekgezelschap dat bij de tempel de lofzang gaande houdt: de muziek is onmisbaar. Van individuen als Zacharias, Maria en Simeon die door de Geest vervuld een lofzang zingen (Luk. 1-2), tot de hele gemeente die met de Geest vervuld elkaar zingend vermaant en vertroost (Ef. 5): de muziek is een dragende kracht.

Ook al is in de geschiedenis van de kerk verschillend geoordeeld over de blijvende betekenis van met name het gebruik van instrumenten – Calvijn rekent die passages in het Oude Testament tot de schaduwendienst –, het is overduidelijk: in het leven met de Heere en in de gezamenlijke dienst aan God mogen stem en instrument een belangrijke rol vervullen.

Mogen? Moeten! Het is niet maar een gunst, het is een opdracht, een heilige plicht: ‘Looft Hem, prijst Zijn Naam!’ Overigens, we zijn er zelfs ook goed mee: ‘Lof zij den HEER, goed is het leven/ als ’s Heren lof wordt aangeheven./ Lieflijk en recht te allen tijde/ is ’t onze God ons lied te wijden’ (Psalm 147:1, berijming 1967).

Dr. J. van der Knijff is docent liturgiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn

Weergaven: 0