Skip to main content

In gesprek met kostersechtpaar Gerrit en Olga van der Leede

Als een predikant een dienst onverwachts afzegt, wordt er soms een preek gelezen. Maar wat als er ineens geen koster is? Een gesprek over deze spilfunctie in de gemeente met Gerrit (66) en Olga (63) van der Leede, kostersechtpaar uit Alphen aan den Rijn.

Het echtpaar Van der Leede heeft samen een dienstverband van 18 uur en daarnaast werkt broeder Van der Leede fulltime als conciërge op een middelbare school. “De kerk doen we erbij. Het kosterschap heeft de liefde van m’n hart”, zegt Gerrit. “Ik ga het niet met een schaartje knippen.”

De Alphense CGK heeft twee jeugdverenigingen, een vrouwenvereniging, een 35-plus-kring en een kring van jongbelijdende leden. Daarnaast is er een zondagsschool en een kinderevangelisatieclub. Omdat het kostersechtpaar naast de kerk woont, kunnen zij makkelijk heen en weer om vast een pot koffie klaar te zetten, de verwarming en het licht aan te doen en de deur van slot te halen.

Er zijn natuurlijk veel meer werkzaamheden …
Gerrit: “Het mooiste werk is alles klaarmaken voor de zondagse erediensten en het kosteren op zondag. We vragen de liturgie op bij de predikant, geven deze door aan de organisten, maken het liturgiebord klaar en leggen de Bijbels op de kansel gereed. Op zondag luiden we de klok en wachten we de mensen op.”

Klokken luiden
Inmiddels gebeurt het luiden van de klok via een digitale schakelaar, vroeger was dat anders. “Onze kleinzoon Lucas, toen vier jaar, mocht op zondagmorgen alleen naar ons toekomen, om dan om negen uur de klokken aan te zetten. Op een keer kwam de politie aanrijden, die was getipt dat er een klein jongetje alleen op straat liep. ‘Waar ga jij naartoe?’ ‘Naar opa.’ Waar woont opa dan?’ ‘Dáár!’ Hij wees naar de klokkentoren, maar toen – het was negen uur inmiddels – begonnen de klokken te luiden. ‘Nu ben ik te laat door jullie schuld’, was zijn verontwaardigde reactie.”

Gerrit: “Het werk houdt heel veel in.”
Olga: “Jij doet ook heel veel extra, zoals het vegen van de platte daken van de kerk.
Gerrit: De grote kerktuin is veel werk en vrijwilligers hiervoor zijn niet zo makkelijk te krijgen. Grasmaaien, vegen: genoeg te doen. Is de grasmaaier kapot, dan repareer ik die meestal zelf. De cv-ketel houd ik ook bij, een storing in het geluid, ik pak eigenlijk alles beet. Naast de zondagse diensten zijn er natuurlijk de bijzondere diensten als trouw- en rouwdiensten en condoleances. Voor verenigingen en verhuur moet de voorraad worden bijgehouden.”
Olga: “Schoonmaken doen we veel samen. En elke week helpt op dinsdagmorgen iemand enkele uren mee. Voor de jaarlijkse schoonmaak doen we wel een oproep, maar dan zouden er best wat meer mensen kunnen komen.”

‘We hébben toen wat heen en weer gekard – ik had een Spartamet – tussen huis en kerk’

Mortuarium
In het kerkgebouw is ook een mortuarium.
Olga: “Meestal worden leden hier opgebaard. Soms vraagt de familie of ze nog een keer mogen komen kijken naar hun overleden familielid en dan zeg ik: ‘Al kom je twintig keer!’ Het is mooi als je hierin iets kunt betekenen voor de ander. Ooit bracht ik koffie bij een vrouw die daar verdrietig zat bij haar overleden moeder. Later hoorde ik dat ze dit gebaar enorm gewaardeerd had.”

Gerrit: “Hoe ik koster werd? Ik was nog heel jong, begin dertig, toen het verenigingsgebouw bij de vorige kerk geschilderd moest worden. Daardoor kreeg ik wat meer contact met de kerkenraad en op een keer had ik, bij een openingsavond van het verenigingsseizoen, wat commentaar. Het was koud in de kerk en er brandde maar voor de helft licht. Ik zei: ‘Als je de jeugd bij de kerk wilt houden, moet je dit niet doen.’
Al heel snel daarna kwam een ouderling me vragen of ik koster wilde worden.”
Olga: “Er werd van ons wel verwacht dat we dan bij de kerk kwamen wonen met onze – inmiddels vijf – kinderen. We zijn uiteindelijk een straat verderop gaan wonen, maar toen we onze zesde verwachtten verhuisden we naar een ander huis, verder bij de kerk vandaan.”
Gerrit: “We hébben toen wat heen en weer gekard – ik had een Spartamet – tussen huis en kerk.”

Hoe gaan jullie om met kritiek?
Gerrit: “Ik vind laagdrempeligheid belangrijk. Mensen mogen alles tegen me zeggen, ook als er iets niet in orde is. Ik voel me meestal niet direct aangevallen.”
Olga: “Al valt het niet altijd mee. Het is ook de toon die de muziek maakt. We krijgen op ons werk eigenlijk niet veel commentaar, maar recent maakte ik bij iemand dezelfde fout en toen was het: ‘Nu is het wéér fout …’ Dan vind ik het lastig als mensen zo doen.”
Gerrit: “Dat is wel een verschil met vroeger, men is veel mondiger geworden, maar over het algemeen hebben we niet te klagen.”

Hoe was dat in coronatijd? In sommige gemeenten was men heel strikt …
Lachend: “Hoe schat u dat van mij in? Toen we in de diensten anderhalve meter afstand moesten houden, zei ik voor grap – omdat er anders geen afstand was: ‘Recht blijven zitten, anders gaat het niet goed!’ Maar toen bleek de microfoon al aan te staan en werd ik hierop aangesproken …”
Olga: “Dat is je ook wel kwalijk genomen. Ja, jij doet alles met een lolletje …”
Gerrit: “Ik zie het als een gave van de Heere dat ik zo met dingen om kan gaan. Als koster zie je veel, weet je veel, maar je moet ook kunnen zwijgen, wat ik soms wel lastig vind.”

Hebben jullie nog adviezen?
Olga: “Doe je dit werk samen, relativeer richting elkaar. Ook wij hebben hierin wel fouten gemaakt, soms wind je jezelf allebei op over iets, dan gaat relativeren een stuk moeilijker. Je bent allemaal mens. Elke keer moet je jezelf weer realiseren dat het werk voor de dienst van de Heere is.”
Gerrit: “Belangrijk is dat je de Heere in je hart hebt en dat je bidt of Hij je wil helpen. Ik zing graag uit de berijming (1773) van Psalm 84: ’k Waar liever in mijn Bondsgods woning een dorpelwachter …

Weergaven: 236