Skip to main content

Ruim vijfenhalf jaar woonde en werkte Albert Groothedde namens het Centrum voor Israëlstudies (CIS) met zijn vrouw Martha en hun vier kinderen in Jeruzalem. Afgelopen augustus keerden zij terug naar Nederland. Albert Groothedde vertelt wat de terroristische aanslag van Hamas op 7 oktober en de nasleep ervan met hem en zijn gezin doen.

Albert, waar was jij op 7 oktober, en wanneer en hoe hoorde jij wat er was gebeurd in het zuiden van Israël?
Die bewuste zaterdagmorgen waren we als gezin gewoon thuis. Het beloofde voor ons een gezellige dag te worden, Martha was namelijk jarig. Ik ging iets eerder uit bed om een ontbijt klaar te maken. Als oud-journalist volg ik het nieuws altijd nauwgezet en daarom wierp ik ondertussen snel een blik op mijn telefoon. Toen werd me meteen duidelijk dat het goed mis was in Israël. Van een ontbijtje klaarmaken kwam niet zoveel meer. Het werd een verjaardag met een soort rouwrand. Ik heb het beeld nog op mijn netvlies: terwijl in onze woonkamer de verjaardagslingers hangen, scannen we als gezin Nederlandse en Israëlische sites op zoek naar meer informatie. We leggen via WhatsApp contact met veel vrienden en kennissen in Israël, Joden én Arabieren. Verder bel ik die morgen met onze opvolgers in Jeruzalem, Geert en Lianne de Korte en hun gezin. Zij waren eerder die week gearriveerd in Israël en moesten op hun eerste sabbat al vluchten naar de schuilkelder. 7 oktober voelt voor ons als een soort keerpunt. Sinds die dag hangt er een grauwsluier over ons leven. Gelukkig hebben we onze gevoelens inmiddels wat kunnen kanaliseren. Het hielp erg dat we samen met anderen twee uitzendingen voor jongeren konden verzorgen over de situatie in Israël en Gaza. Op die manier dragen we bij aan vorming en toerusting van jonge christenen als het gaat om het conflict tussen Israël en Hamas.”

Terug naar 2018, jullie verhuisden naar Israël. Hoe hebben jullie daar gewoond als christenen tussen de Israëliërs?
Onze verhuizing was een daad van gehoorzaamheid. Het was voor ons zonneklaar dat God wilde dat wij Hem daar zouden dienen. Daarom gingen we er niet heen met al te veel dromen en dadendrang. Uiteraard wisten we wel wat er van ons verwacht zou worden, ook werkinhoudelijk. Tegelijkertijd gaf mijn werkgever, het CIS, ons de ruimte om daar een eigen invulling aan te geven. Terugkijkend ben ik uiterst dankbaar voor de jaren in Israël. Het werk sloot goed aan bij mijn interesses en vaardigheden. Ik heb er elke dag van genoten. We hebben geprobeerd om maximaal te integreren in de samenleving. Onze kinderen gingen naar Hebreeuwstalige scholen, we bezochten een lokale gemeente en hebben de nodige energie gestoken in het aanleren van het Ivriet, modern Hebreeuws. Die betrokkenheid werd opgemerkt door locals. Israëliërs zijn in eerste instantie vaak wat afstandelijk. Als ze echter merken dat je met hen wil leven in goede én slechte tijden, dan sluiten ze je in hun hart. Het afscheid nemen van vrienden, kennissen, maar ook bijvoorbeeld buren, viel ons daarom zwaar.”

‘Sinds 7 oktober hangt er een grauwsluier over ons leven’

Inmiddels zijn we bijna een maand verder dan 7 oktober. Welke ontwikkelingen zie jij in de media en de publieke opinie?
“Ik was blij verrast dat politiek Nederland vlak na de gruweldaden van Hamas vrij massaal het recht van Israël op zelfverdediging verdedigde. Korte daarna werden de eerste terugtrekkende bewegingen echter al zichtbaar. Dit verwijt ik onder meer de media – een belangrijke collectieve informatiebron. Soms zou je wensen dat het lange termijngeheugen van journalisten wat beter functioneerde. Over de gruwelijkheden van 7 oktober wordt nauwelijks meer geschreven en de gijzelaars, waaronder nota bene kinderen, worden min of meer doodgezwegen. Het is nu het optreden van de IDF, het Israëlische leger, dat volop onder het vergrootglas ligt. Dat er een aanleiding is voor het stevige optreden van de IDF lijkt te zijn vergeten. Bijzonder verontrustend vind ik verder de zogenaamde pro-Palestinademonstraties die in Nederland en elders plaatsvinden. Er worden deze weken grote stappen gezet als het gaat om de politieke emancipatie van niet-Westerse minderheden. Een schaduwzijde van onze multiculturele samenleving komt aan het licht; een schaduwzijde waar ik me grote zorgen over maak. Gevoed door complottheorieën en soms ook door enge religieuze ideeën, klinken er op Nederlandse straten en pleinen teksten waar je koud van wordt.”Ook de christenheid blijkt opnieuw sterk verdeeld – gepolariseerd – als het gaat over Israël …

Ik constateer dat verbondenheid met Israël voor veel christenen bepaald geen vanzelfsprekendheid is. Dat vind ik verdrietig en onbegrijpelijk. Ik verlang van medechristenen geen blinde Israëlliefde. Ook ik sluit mijn ogen niet voor misstanden die door bijvoorbeeld de IDF zouden worden begaan. En ook ik voel pijn vanwege de slachtoffers die vallen aan Palestijnse zijde. Maar er is – zelfs al zou Israël compleet de weg kwijt zijn – voldoende reden om betrokkenheid op Israël als je theologische uitgangspunt te nemen.”

Welke rol zie jij weggelegd voor christenen als het gaat om het conflict?
“Het gebed is het krachtigste middel dat binnen handbereik is. De Bijbel leert dat Israël oorlogen gewonnen heeft door middel van lofprijzing en opgeheven handen.
Misschien kunnen we als christenen verder wat betekenen als het gaat om het behouden van cohesie in de samenleving. Ik maak me echt zorgen over de polarisatie. Misschien kunnen we met elkaar ook eens nagaan wat we als volgelingen van Jezus in deze zorgelijke tijd voor de samenleving kunnen betekenen.
In 2020 hebben verschillende kerken schuld beleden over de houding van de kerk ten opzichte van het Joodse volk, onder meer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Volgens mij doet zich nu een gelegenheid voor om te laten zien hoe gemeend die schuldbelijdenis was. Joden durven in Nederland niet meer met een keppeltje op straat te lopen. Huizen van Joden worden gemarkeerd. Joodse kinderen worden op scholen weggepest. Als wij het ‘nooit meer’ serieus nemen, ligt er voor ons nu een roeping. Een roeping die klinkt ongeacht je visie op wat er nu in Gaza gebeurt.”

Weergaven: 219