Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. Johannes 5:39
De Heidelberger Catechismus (zondag 6 vraag 19) stelt de vraag: ‘Waaruit weet u dat de Heere Jezus Christus de enige en waarachtige Zaligmaker van zondaren is?’ Het geloof antwoordt: ‘Uit het heilig Evangelie.’
Dat lijkt op het antwoord dat de Heere Jezus waarin Hij iets zegt over het dóen aan Schriftonderzoek.
De Heiland is in Johannes 5 in gesprek met de Joodse Schriftgeleerden. Zij zoeken Jezus te doden omdat Hij op de sabbat een lamme man te Bethesda genezen heeft. Daarbij heeft Hij God ook nog Zijn Vader genoemd. Godslastering in hun oren. Noch Zijn wonderen, noch Zijn Woord willen de Schriftgeleerden geloven. Terwijl ze zóveel kennis hadden van de Schriften. Ze waren er mee opgegroeid. Ze waren opgeleid in het Woord dat Israëls God aan Mozes had gegeven. Het Woord waarin God het leven beloofde. Zoals de Psalmist daar ook om bidt in de 119e Psalm: ‘Maak mij levend naar Uw Woord’.
Maar… de Schriftgeleerden willen Degene van Wie de Schriften getuigen niet erkennen. Ze mogen het Woord dan van buiten kennen, maar de Heere Jezus zegt in v. 38: ‘En Zijn Woord hebt gij niet in u blijvende…’. Waarom niet? Omdat zij Hém niet geloven Die God gezonden heeft. Wie het vleesgeworden Woord verwerpt kán de Schrift niet blijvend in zich hebben… alle studie en opleiding ten spijt.
We kunnen zóveel van het Woord weten, maar als we de Heere Jezus niet geloven, dan zal al die kennis ons geen nut doen. Want wie Christus afwijst, zal het leven niet zien.
We zullen moeten leren buigen voor het Woord dat Christus gekomen is om goddelozen te verzoenen met de Vader. Hij is niet gekomen voor mensen die menen dat ze gezond zijn… maar voor de zieken.
‘Onderzoekt de Schriften…’ Zo roept de Heiland de Schriftgeleerden op om nóg eens de Bijbel door te spitten. Maar nu in de houding: ‘het zijn de Schriften Die van Hem getuigen’. Ze moeten dat Woord niet lezen naar eigen inzichten en eigen voorkeuren. Ze moeten het Woord lezen met betrekking op Christus. Dan zullen ze ontdekken dat dat Woord in alles wijst naar Hem Die onze schuld moet verzoenen en de wet van God voor ons volbrengen. Zó moeten ze de Schriften onderzoeken. Met dat doel Zijn de Schriften ook gegeven.
Onderzoeken… het woord dat de Heere Jezus daarvoor gebruikt betekent: naspeuren, minutieus bekijken. Zoals een goudzoeker. Zo iemand spit niet hier eens wat en daar eens wat. Maar die graaft de grond systematisch helemaal af, totdat hij het goud gevonden heeft. Dat moet hij echter wel op z’n knieën doen. Maar die houding zal hem uiteindelijk een schat aan rijkdom geven.
Onderzoekt de Schriften, want zij zijn het die van Mij getuigen. Dat is de heilige opdracht: om de Schriften biddend en nauwkeurig ‘af te graven’, zoekend naar de Schat. Het vinden van die Schat wordt door de Heiland ook beloofd: u zult Mij dan vinden en u zult Mij door het getuigenis van de Schriften leren kennen. En dat is niet anders dan het uit genade ontvangen van het eeuwige leven. Want dít is het eeuwige leven, dat zij – die de Schriften doorzoeken – U kennen en Degene Die Gij gezonden hebt!
Laat het onze houding zijn om zo door Zijn genade schatten te mogen opgraven uit de Schrift.