‘Ja, ik oordeel ook mijzelf niet. (…) Maar Die mij oordeelt is de Heere.’
1 Korinthe 4: 3 en 4
Kritiek
Mensen kunnen zo hun mening over je hebben. Ze geven kritiek over wat je wel of niet gedaan hebt. Of over wat je had moeten doen. Ingewikkelder wordt het wanneer de kritiek niet goed grijpbaar is. Dat je vergeleken wordt met iemand anders. Die het sowieso anders en zelfs beter zou hebben gedaan. Dit wordt niet met zoveel woorden gezegd. Dat mag je er zelf uithalen terwijl je wel wordt geacht er iets mee te doen. Ingewikkeld, toch?
Paulus trekt zich er in ieder geval niets van aan: ‘Doch mij is voor het minst, dat ik door u geoordeeld wordt, of door een menselijk oordeel.’ Heerlijk ontspannen gaat Paulus om met de kritiek. Wat voor gewicht er ook aan gehangen wordt door kerkelijke instantie of wereldlijke macht.
Is dit wel een goede houding? Wij hebben immers geleerd om open te staan voor kritiek. Het vermogen tot zelfreflectie wordt toch wel verwacht van ons. En zeker wanneer we een positie bekleden in de kerk. Is Paulus een uitzondering op de regel? Of komt hier iets openbaar waarom we Paulus maar beter met een korreltje zout moeten nemen? Zo in de trant van: ‘Het is Paulus maar die het zegt.’
Laten we vers 3 verder lezen. Wanneer Paulus dit alleen zou zeggen, was onze kritiek terecht. Maar Paulus zegt ook dat hij zichzelf ook niet beoordeelt. Paulus deed dit eerst wel. Hij beoordeelde zichzelf. Hij gaf zichzelf een tien. Hij was klaar voor de hemel. Bewees Gode een dienst. Hij beoordeelde de volgelingen van Jezus als uiterst gevaarlijk. Hij vervolgde ze. Hij bestreed het geloof in Jezus. Zijn beoordeling over zichzelf was niet mis en daarom ook zijn beoordeling van de mensen om hem heen. Hij wist wat goed en fout was en wie aan de goede kant stond en wie niet. Je moet maar met zulke mensen in aanraking komen. Ingewikkelder wordt het wanneer je er in de kerk mee moet dealen.
Persoonlijke bekering
Hier is echter bij Paulus een streep door gegaan. De Heere Jezus heeft zich aan Paulus getoond op de weg naar Damascus. Er bleef niets van Paulus over. Hij wist het gewoonweg niet meer. Wat hij toen geleerd heeft, geeft hij aan in de Filippenzenbrief. Hij heeft alles schade en drek leren achten om de uitnemendheid van Christus. Zijn positieve beoordeling over zichzelf hoort hier zeker bij. Wanneer hij zegt dat hij ook zichzelf niet beoordeelt dan is dat door bekering. Paulus is gevallen voor de Enige Die echte kritiek heeft en dat op Zijn wijze duidelijk maakt.
Maar dan is nu ook duidelijk waarom hij in vers 4 zegt dat de Heere hem beoordeelt. Paulus voelt zich niet afhankelijk van enige menselijke beoordeling. Hij heeft het voor zichzelf in ieder geval afgeleerd om zichzelf te beoordelen. Hij is alleen afhankelijk van de beoordeling van de Heere Jezus. Dat is vrijheid! Kunnen we dit ook al zeggen voor onszelf?
Onafhankelijk
Wat ben je dan veilig! Maar ook ontspannen. Niet meer afhankelijk van wat mensen roepen, denken, vinden en soms zelfs afdwingen.
Wanneer ons leven beoordeeld wordt door de Heere Jezus blijft er aan onze kant niets over dan alleen Zijn genade. Dat ga je dan juist verkondigen. Jezus Christus en Dien gekruisigd! En niet meer wat mensen graag zouden willen horen of wat je zou moeten doen of zijn.