‘Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmee zal het gezouten worden …?’ Mattheüs 5: 13
Jezus niet zegt: ‘Jullie moeten het zout zijn’, maar: ‘Jullie zijn het zout.’ Daar ben ik blij om. Want stel je voor dat we met elkaar de opdracht kregen om het zout van Nederland te zijn. Zelfs als je alleen maar het zout van Zeewolde of van Zierikzee moest zijn, zou je er moedeloos van worden. Waar haal je de tijd en energie vandaan?
Zout doet altijd iets
Je kunt bij zout aan verschillende dingen denken. Zout is de grote smaakmaker. Het maakt flauw eten pittig. Zout werkt ook ontsmettend. Heb je keelpijn, spoel dan met zout water. Zout is ten slotte een conserveringsmiddel. Denk maar aan gezouten vis. Die blijft langer fris.
In het Oude Testament kun je lezen over een zoutverbond. In Numeri 18: 19 bijvoorbeeld. Zo’n verbond sloot je voor altijd. Het bedierf niet. Daarom werden ook offers gezouten. Zo regelt Mozes in Leviticus 2: 13: ‘Elke offergave van uw spijsoffer zult gij zouten …’ De offeraar zei daarmee: de relatie tussen God en ons is blijvend en bederft niet.
Moet je kiezen voor één van de betekenissen van zout als Jezus tegen zijn leerlingen zegt: ‘Jullie zijn het zout van de aarde’? Bedoelt Hij: de wereld heeft jullie nodig tegen het bederf? Of: jullie zijn de smaakmakers in HAVO-4 en in de bewonerscommissie van het zorgcentrum? Je kunt beter niet kiezen. Zout doet altijd iets.
Mmm, lekker …!
‘Zout van de aarde’ zegt iets over de invloed van mensen die bij Jezus horen. In het begin van zijn Bergrede heeft Hij iets over die mensen gezegd. Ze zijn nederig, zachtmoedig, barmhartig en nog veel meer. Als je zó bent, dan kan het toch niet anders of je leven werkt iets uit in deze wereld? Dan proeven de mensen om je heen iets van wie Jezus is en wat Hij doet en zeggen ze: ‘Mmm, lekker …!’
Zo werkt dat dus. Zout is vooral een kwestie van zijn. Alles zijn wat Jezus in zijn Bergrede kenmerkend noemt voor zijn volgelingen. Je mag ook zeggen: alles waaruit blijkt dat je Hem wilt volgen en gehoorzaam wilt zijn aan zijn woorden. Als je dus gewend bent om thuis aan tafel te bidden en er eten twee vriendinnen van school mee, dan ben je zout als je ook dán gewoon bidt. En als je op zondag naar de kerk gaat en je ziet de overburen meewarig kijken, laat ze dan maar kijken. Iedereen mag het zien en zo ben je zout.
Zout zijn gaat dus niet vooral over getuigen of evangeliseren. Het gaat over er gewoon zijn voor de mensen, gelovig dienstbaar, echt en transparant. Meestal zijn het de kleine dingen die het doen voor God en mensen. Een belangstellende vraag. Een welgemeend compliment.
Bederven
Natuurlijk kun je de gave van het zout zijn bederven. Je kunt het er in je christelijke levensstijl bij laten zitten. Dan verliest het zout zijn smaak, zegt Jezus. En de vraag is dan al gauw: waar dient dat zout nog voor? ‘Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden.’
Ons zout komt uit Boekelo. In de tijd van Jezus kwam het uit zoutstenen. Wie ging koken legde een stuk zoutsteen in heet water en als het water zout genoeg was, haalde hij de steen er weer uit. Maar na verloop van tijd was het meeste zout uit die steen getrokken. De zoutsteen had dan zijn kracht verloren. Hij werd op het pad gegooid en door de mensen vertrapt. Zout waar alle pit uit is heeft geen enkele functie meer.
Stefan Paas schreef ooit een lekker pittig zinnetje. ‘Missionair en diaconaal dienstbaar zijn is niet een punt van de taart, maar een ingrediënt van de taart’. Zonder dat ingrediënt smaakt de hele taart niet. Dat vind ik iets om eens even over na te denken.
Ds. A.P. van Langevelde is emerituspredikant en woont in Zoetermeer.