Skip to main content

‘Uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt.’ Mattheüs 6: 8

‘Maar waarom zou je dán nog bidden?’ vraag je je af bij bovenstaande Bijbeltekst. Als God toch alles al weet, is het toch zinloos iets aan Hem te vragen? Het is des te opmerkelijker dat Jezus dit zegt, omdat we weten dat Hij bidden zelf heel belangrijk vond. Hij bad zelf en Hij leerde het aan Zijn discipelen. 

Heidens bidden
Jezus heeft het over hóé je bidt. Om te laten zien hoe het niet moet, houdt Jezus Zijn leerlingen de manier van bidden van de heidenen en de huichelaars voor. De heidenen wauwelen, ratelen en babbelen. Zo zegt Jezus dat. Ze gebruiken veel woorden. Zij denken namelijk dat ze hun goden moeten ‘ompraten’. Ze zetten hun goden met hun woorden onder druk en willen hen dwingen te doen wat ze vragen. Want de heidenen denken dat hun goden in principe niet welwillend tegenover de mensen staan. Daarom moeten ze overgehaald worden om te doen wat je van ze verlangt.
Maar, zegt Jezus, God is jullie Vader. Zó moet je Hem benaderen, als je Vader. Dat is iets heel nieuws. In Israël was er geen rabbi die zijn leerlingen leerde om God als je Vader aan te spreken. Maar het is fundamenteel voor het gebed: tot wie richt ik me? Níét tot een God die gierig is, die jou maar lastig vindt als je bij Hem aanklopt. Maar tot je Vader, die jou kent, en die weet wat je nodig hebt.  

Schijnheilig bidden
Daarnaast heb je ook de huichelaars. Bij hen is bidden een vorm van eigendunk. Wij kennen dat niet meer zo, maar in het Israël ten tijde van Jezus kon je pronken met je godsdienst. Je kon je status ontlenen aan je vroomheid. Daarom kon je mensen tegenkomen die hun vroomheid graag in het openbaar showden. Zo van: Kijk mij eens … Dan stonden ze op straat te bidden. Eigenlijk hadden ze niets nodig, maar wilden ze aan God en de mensen laten zien wat ze allemaal wel niet hadden. Maar Jezus zegt: Waar gaat het je nou eigenlijk om? Ben jij godsdienstig voor God of voor jezelf? Gaat het je om waardering van mensen? Het moet je gaan om wat Gód van je vindt! 

De juiste houding
In het gebed dat Jezus Zijn discipelen leert, leert Hij wat de juiste innerlijke houding is. Niet op jezelf gericht, maar op God en de ander: Vader, laat Uw naam geheiligd worden, UKoninkrijk komen en Uw wil gedaan worden. En vervolgens – zie je wel, als een goede Vader kent God ons beter dan we onszelf kennen – Geef ons brood en vergeving van schuld en bevrijding van het kwaad.
Bidden is als het omgaan met een goede bekende, met iemand die je vertrouwt. En die jou door en door kent. Je hoeft jezelf tegenover hem niet mooier voor te doen dan je bent. Dat betekent ook dat je open staat voor correctie. Een vader doet niet altijd wat zijn kind aan hem vraagt. Als Jezus ons leert om God onze Vader te noemen, dan leert Hij ons daarmee ook te vertrouwen dat het goed is als niet al onze verlangens worden vervuld.  

Origenes, een kerkleider in de tweede eeuw na Christus, kreeg ook eens de vraag wat bidden nog voor zin heeft, als God toch alles al weet. Hij antwoordde: Inderdaad, God weet alles al, maar op die manier wil Hij werken: via ons gebed. Als God iets wil laten gebeuren, sluit Hij ons gebed of het mag gebeuren erbij in. Dus, zegt Origenes, aan het werk! 

 

Weergaven: 10