Skip to main content

‘Toen hij daar was aangekomen en zag wat God in zijn goedgunstigheid had bewerkt, verheugde hij zich en spoorde hij iedereen aan om standvastig te zijn en trouw te blijven aan de Heer’
Handelingen 11: 23

In Antiochië, een wereldstad in het Romeinse rijk, ontstaat een gemeente. De boodschap aangaande Jezus Christus wordt gehoord en dankbaar aanvaard. In Jeruzalem hoort men daarover en Barnabas wordt erheen gestuurd. Vier dingen vallen op die voor ons vandaag belangrijk zijn.

Het eerste ontdek je als je let op de reden van Barnabas’ bezoek. Waarom komt hij? Je ziet het vaker in Handelingen en je merkt daaraan dat kerk-zijn een kwestie is van verbondenheid. Een gemeente is niet op zichzelf, maar is vanwege het geloof (en dus niet vanwege hun keuze!) verbonden met andere gemeenten. Om die verbondenheid te onderstrepen en gestalte te geven, reizen afgevaardigden over en weer.

Het tweede punt is het belangrijkste. Als Barnabas aankomt in Antiochië, ziet hij de genade van God die aan het werk is. Hij gaat niet schouderklopjes uitdelen aan de evangelisten die in Antiochië gepreekt hebben. Hij stapt niet op die nieuwe christenen af om hen een compliment te maken. Want het geheim van die gemeente in Antiochië ligt niet in dat menselijke vlak. Jezus Christus is aan het werk en Hij bouwt Zijn kerk. Dat is wat Barnabas ziet – en hij verheugt zich erover.
Kijk, dát maakt natuurlijk ook écht blij. Want als we de Here bezig zien, dan weten we dat Hij ook verder gaat. Barnabas had misschien best reden om zorgen te hebben over zo’n gemeente in Antiochië: Grote stad, allerlei godsdienst, allerlei tegenwerking – hoe gaat dat verder? Hoe zal het gaan met die christenen met een niet-Joodse achtergrond? Wat voor spanningen gaat dat opleveren? Weten we elkaar dan vast te houden?
Met al die vragen heeft de jonge kerk te maken gekregen. In het vervolg van Handelingen en in de brieven van Paulus lezen we er genoeg over. Wat is de ruimte binnen de kerk voor anderen? Hoe gaan we om met zaken als besnijdenis, sabbat? Maar Barnabas ziet niet eerst wat er allemaal aan spanning en zorg kan zijn – hij let op het spoor dat Christus trekt.

Vervolgens: bínnen die ruimte van het werk van Christus spoort hij die gelovigen aan om trouw te blijven. Mooi is dat – en als je weet dat Christus Zelf bezig is, kun je mensen ook inderdaad rustig aansporen. Het enige dat je dan zegt is eigenlijk: blijf je goed op Christus letten? Blijf je het steeds weer van Hem verwachten? Standvastig en trouw aan de Heer, staat er. Dat betekent dus: net als Barnabas steeds opnieuw naar Hem kijken en Hem danken voor het geloof dat Hij je gegeven heeft. De grootste bedreiging voor de kerk en voor het geloof is dat we gaan denken dat het ons werk is. Dan gaan wij de kerk in stand houden. Dat is gedoemd te mislukken, want dan raakt het geheim dat Barnabas ziet buiten beeld.

Ten slotte: Barnabas vertrekt om hulp te gaan halen. Straks komt hij samen met Paulus terug om aan het werk te gaan. Kortom: hij geeft die mensen niet een opdracht, een advies – om ze vervolgens achter te laten. Hij gaat er zelf voor zorgen dat er voor die christenen in Antiochië hulp beschikbaar komt. Dat is een wezenlijke zaak: in de kerk geven we niet opdrachten,

Weergaven: 63