Skip to main content

Mattheüs 28: 17b 

Hoe kan dat nu? Jezus heeft in de veertig dagen tussen Pasen en Hemelvaart Zijn discipelen op een bijzondere manier onderwezen over het Koninkrijk van God. Hij heeft Zichzelf keer op keer bekendgemaakt aan Zijn discipelen. Als Koning van Zijn kerk heeft Hij er de tijd voor genomen om hun te laten zien wie Hij is. Nadat Hij hun al zoveel onderwijs had gegeven in de tijd voorafgaande aan Zijn lijden en sterven. De Schriften gingen open, zoals dit niet eerder was gebeurd. Ze zagen én vanuit het Oude Testament én door Zijn verschijningen wie Hij was, en toch … sommige van Jezus’ leerlingen twijfelen. 

Twijfel
In het eerste gedeelte van vers 17 lezen we dat Zijn discipelen Hem hebben aangebeden. Dat is tot verheerlijking van Hem. Zij waren op de plaats waar zij moesten zijn, want leven in aanbidding is de beste plaats, toen en nu. Maar, staat er meteen bij, sommigen twijfelden. Hoe kan dat nu? 
We zien dat de kerk vlak voor de hemelvaart van haar Heere, hoe klein deze toen nog was, niet alleen bestond uit rotsvaste gelovigen en de Heere hen zó wel kon achterlaten in deze wereld. Hij had voor hen gebeden, zoals we in Johannes 17 lezen. En toch is er bij sommigen de twijfel. Kan hun Heere hen zo achterlaten in deze wereld? En dan nog wel met zo’n wereldwijde opdracht? Moet de Heere Jezus dan toch nog langer op aarde blijven, om hen die twijfelen eerst tot de volstrekte zekerheid te brengen, voordat Hij bij hen weg kan gaan? 
We lezen niet dat Jezus Zijn twijfelende discipelen hier met verwijten tegemoet treedt. Zal Hij dan tot hen zeggen dat zij eerst maar tot meer zekerheid moeten komen, voordat zij hun taak in deze wereld mogen en kunnen verrichten?  

Alle macht
Hij laat óók hen, met al hun zwakheden en hun kleingeloof, meteen weten wie Hij is! ‘Ik heb alle macht’, zo verkondigt Hij hun. En daarmee moeten zij het doen en kunnen ze het doen. ‘Zie eens wie Ik ben! Ik heb alle macht, niet alleen in de hemel, maar ook op de aarde. In dat vertrouwen op Mij en op Mijn macht moet en kunt u de wereld ingaan, om alle volken tot Mijn discipelen te maken. En als u zó op weg gaat, ben Ik met u. Niet maar een enkele dag, wanneer u sterk bent en met meer zekerheid leeft, maar ook op al die dagen dat u nog met zoveel twijfel omgeven bent. Ik ben er toch! En Ik doe Mijn werk in deze wereld, totdat het Koninkrijk helemaal gekomen is.’
Met andere woorden: wij hoeven niet eerst sterk te zijn, voordat we in de dienst van de Heere werkzaam kunnen zijn. De Heere stelt in Zijn dienst hen die Hem aanbidden. Maar ook zij die nog twijfelen. Aan hen samen laat Hij weten wie Hij is en daarmee kunnen ze het beiden doen. ‘Ik heb toch alles in Mijn hand!’
Zo mogen we vandaag kerk zijn. De ene discipel van Jezus is sterk en aanbidt de Heere. De andere, die met nog zo veel twijfel te kampen heeft, is Hem niet te min om in Zijn dienst te staan. Zowel de ene als de andere discipel mag horen wie Hij is. Zij ontvangen beiden dezelfde opdracht. En beiden mogen weten, tot hun troost: ‘Ik ben mét u, nog wel alle dagen.’ Zo zien de discipelen niet naar elkaar, maar samen naar Hem!  

Na veertig blijde dagen
Na veertig blijde dagen,
waarin zij Jezus zagen,
ging Hij de hemel in. 

Een wolk kwam tussenbeide,
toen Hij van hen ging scheiden
en naar zijn Vader ging.  

Zijn werk was nu volkomen:
God heeft Hem opgenomen,
Hij mocht de hemel in. 

Door engelen van boven

deed God hen toen geloven
dit hemelse bericht:  

Uw Heer is opgenomen,
maar Hij zal wederkomen,
zoals Hij heeft gezegd.  

Van de Olijfberg kwamen
de elf discip’len samen
weer in Jeruzalem. 

En na tien blijde dagen
van loven, danken, vragen,
werd hun gebed verhoord.  

Vervuld werd hun verlangen:
de kerk heeft toen ontvangen
de Geest die was beloofd. 

Lied uit de bundel Ook uit de mond der kinderen, deel 2, lied 59 

Weergaven: 41