Skip to main content

‘Ja, die eerste berichten over de aardbeving in Turkije en Syrië las ik nog wel. Maar inmiddels denk ik: ik weet het zo langzamerhand wel. En dan scrol ik weer verder op mijn telefoon.’ Hij wist het goed te verwoorden, de leerling uit de vwo 4-klas waaraan ik een gastles over mijn werk bij het Nederlands Dagblad mocht geven.

Hij benoemde het gevoel dat heel veel mensen hebben bij het nieuws: er gebeurt zó ontzettend veel naars en lelijks in de wereld, dat je het haast niet op je in kunt laten werken. De genoemde aardbeving, maar daarnaast alles wat er al was: oorlog in Oekraïne, honger in Jemen, overstromingen door klimaatverandering … het is bijna niet te bevatten.

Concreet over de aardbevingen: wat moeten we ons voorstellen bij tienduizenden doden, honderdduizenden gewonden en ontheemden, en ontelbaar veel huizen in puin? Veel christelijke nieuwsvolgers zullen zich daarbij ook die eeuwenoude vraag stellen: waar is God in dit alles? Waarom gebeurt dit? Op deze vragen heb ik geen antwoord, dat zou veel te hoog gegrepen zijn. Toch wil ik u in dit artikel graag meenemen in mijn bescheiden zoektocht, juist omdat dit vragen zijn waar ik als redacteur bij een christelijke krant haast elke dag mee te maken heb.

Een gezicht
Ik vroeg het aan de leerlingen aan wie ik een gastles gaf: hoe kun je je tóch laten raken door zulk onbevattelijk nieuws? Ze kwamen met heel goede antwoorden: vertel ons over de helpers, de redders, over mensen die na enkele dagen levend gevonden worden, over het kindje dat geboren wordt op de puinhopen. Maar ook: geef nieuws een gezicht. Het is inderdaad een bekend gegeven dat mensen zich laten raken als ze getroffen naasten, dichtbij of ver weg, in de ogen kijken en het leed zien op héél klein, persoonlijk niveau.

Een foto die deze weken in Nederland tienduizenden en internationaal miljoenen keren is bekeken en gedeeld, is de foto van Mesut Hancer, die de hand van zijn dochter Irmik, bedolven onder het puin, niet loslaat. Jeannet de Jong schreef er een indrukwekkend gedicht bij, dat is verspreid via het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad. Het gedicht eindigt als volgt:

Toch waakt hij stil
in eindeloze uren.
En houdt haar hand nog vast
zoals een vader doet.

Hartverscheurend
Mensen werden diep geraakt door de combinatie van de foto en het gedicht. Zomaar wat reacties op Twitter: ‘Die komt binnen’, ‘hartverscheurend’, ‘prachtig gedicht, maar wat een verlies en leed’. Massapsycholoog Jaap van Ginneken zei tegen het Nederlands Dagblad dat hij al heel wat foto’s had gezien van de ramp, maar dat hij na het zien van déze foto meteen een gift had overgemaakt naar Giro555. Ik denk dat hij niet de enige is. Als we oog in oog staan met het leed van anderen, komen we sneller in actie dan wanneer we abstracte cijfers tot ons nemen.

‘Gebeurtenissen als de aardbeving laten mij uitkijken naar de dag dat Jezus terugkomt om deze wereld nieuw te maken’

Het is heel goed dat de foto van Mesut en Irmik er is, net zoals het goed is dat de foto van het Napalmmeisje uit 1972 er is, en de foto van Aylan Kurid, het Syrische jongetje dat een aantal jaar geleden aanspoelde op een Turks strand. Ze laten ons zien wat de immense impact van nieuwsgebeurtenissen is op persoonlijke levens.

Erbarmen
De laatste regel van het gedicht van Jeannet de Jong deed me meteen denken aan die prachtige berijming van Psalm 103: ‘Zoals een vader liefdevol zijn armen / slaat om zijn kind, omringt ons met erbarmen / God onze Vader, want wij zijn van Hem.’ Vader Mesut laat ons iets zien van wie God de Vader is – al is hij zich daar wellicht helemaal niet van bewust. Tegelijkertijd vroeg ik me af: die armen en dat erbarmen van God, waar zijn die op zo’n moment van de aardbeving? Waarom wordt juist zo’n kwetsbare en verscheurde regio als Syrië getroffen? Waarom een gebied waar hulpverlening zo moeilijk is? Een zinnetje uit Romeinen 8 schoot deze weken meerdere keren door mijn hoofd: ‘De schepping is aan de zinloosheid onderworpen.’ Het ziet er niet naar uit dat het ooit nog wat wordt met deze wereld. Het is verleidelijk om God er dan maar helemaal buiten te laten. Maar juist bij heftige gebeurtenissen stellen christenen én niet-christenen vragen over Gods betrokkenheid. Want waarom laat God dit allemaal toe? Waar is Hij in de aardbeving? Zou het niet anders kunnen?

Ik laat deze vragen er maar gewoon zijn – sluitende antwoorden hebben ook theologen niet gevonden, al wordt er al eeuwenlang op een zinnige manier over nagedacht. Wat ik tegelijkertijd wél weet, is dat het me nog zinlozer en uitzichtlozer lijkt als God helemáál afwezig is in het lijden en in rampen. Waarom? Bijvoorbeeld omdat Hij er dan geen einde aan kan maken. Want nú is de schepping inderdaad nog aan de zinloosheid onderworpen. Maar dat zal niet zo blijven, volgens Romeinen 8. We hebben de hoop ‘dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God’.

Alles nieuw
Gebeurtenissen als de aardbeving laten mij uitkijken naar de dag dat Jezus terugkomt om deze wereld nieuw te maken. Naar het moment dat de aarde niet meer zal scheuren, dat er geen verdriet en pijn meer zal zijn. Dit bewustzijn betekent ook al wat voor hoe we nu naar de wereld kijken. We kunnen op allerlei manieren iets zien van God en van hoe het eens zal zijn. Bijvoorbeeld in de hulpverleners, die dagenlang zijn doorgegaan met het redden van mensen. En in de vele, vele mensen wereldwijd die vanuit hun hart hulp en geld bieden. Het is goed om dit te blijven zien en voor het licht brengen, als tekenen van hoop in een donkere wereld. Zoals de foto van vader Mesut, die de hand van zijn dochter Irmik niet loslaat. Die foto laat mij bidden: Houd vast wat Uw hand begon. Want dat is toch wat een Vader doet?

Weergaven: 34