Skip to main content

127e jaargang, 2 maart 2018, nr.5

Is dat wel waar, dat alleen Gód zonden kan vergeven? We lezen het in Markus 2: 1-12, maar daar klinkt het uit de mond van Schriftgeleerden. En dat is, zoals we weten, niet altijd een garantie van Bijbels gelijk! Maar Jezus spreekt het niet tegen en gaat er ook op in. Als hij de verlamde jongeman doet opstaan zegt Hij erbij: ‘Opdat jullie weten dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven …’. Door zichzelf ‘Zoon des mensen’ te noemen laat Jezus uitkomen dat Hij niet enkel een mens is, maar goddelijke volmacht heeft. Daarmee ontkent Hij dus niet dat alleen Gód zonden kan vergeven. Integendeel, Hij geeft de Schriftgeleerden gelijk. Waar het om gaat is dat in Hem God in ons midden aanwezig is.

In onze schema’s van vandaag geldt vergeven als een menselijke mogelijkheid. De gedachte is dan dat we als mensen beginnen met vergeven, om vervolgens als dader(s) en slachtoffer(s) een proces van verzoening in te gaan, en als dat allemaal goed gaat loopt dat eropuit dat je samen verder kunt. Dat lukt niet altijd, maar het is wel het mooiste, dat hetgeen is gebeurd niet langer tussen de dader en jou in staat, jou verlamt en doet verbitteren en de dader tot wanhoop drijft of onverschillig maakt, maar dat je elkaar vindt. De vergeving is in dit schema het begin van een traject, waarop het allemaal nog mis kan gaan.

Hoe zit het: kan God alleen vergeven – of kunnen wij het ook? En kunnen we het zelfs zónder God?

Wat is vergeven?

Wanneer ik dit schrijf is een vader in Amerika, Kent Whitacker, in het nieuws, die ervoor pleit dat de doodstraf voor zijn zoon wordt omgezet in levenslang. Het opmerkelijke is dat deze zoon zijn moeder en broer heeft laten ombrengen en ook geprobeerd heeft zijn vader te doden. Maar Kent Whitacker zegt nu: ‘Ik heb het hem meteen vergeven.’ Kan dat?

Ja, dat kan, al houden we hier de adem in. Kan dit echt? Je kunt het niet van iedereen verwachten. Er zijn mensen zo diep geraakt door wat een ander hen aangedaan heeft dat de gedachte dat hij of zij vrij rondloopt hen ondraaglijke angst en pijn geeft. Er zijn mensen uit de concentratiekampen teruggekomen die geen Duits meer kunnen horen. Aangedaan kwaad kan soms heel diepe sporen nalaten in de harten van mensen. En als je het slachtoffer van seksueel misbruik bent, dan kan het zo zijn dat je eenvoudig niet meer met de dader onder één dak kunt leven of in één ruimte kunt verkeren.

Houdt dat in dat deze mensen onverzoenlijk zijn – en misschien wel daarop aangesproken moeten worden? Dat hoeft niet. Het kan best zijn dat ze die ander vergeven en zelfs het goede gunnen, maar hem of haar niet om zich heen kunnen verdragen.

Wat we hier zien is, dat menselijk vergeven een grens heeft. De pijn is niet weg en de dader is dezelfde gebleven. Dat houdt in dat het weer kan gebeuren, en dan is al die oude pijn er ineens weer. Helemaal, alsof die nooit weggeweest is, even scherp als toen het net gebeurd was.

In het algemeen kunnen we zeggen dat vergeven ons gemakkelijker valt naarmate die ander echt veranderd is en wij dat ook aan hem of haar zien. Als er sprake is van besef van schuld en een houding van ootmoed kan er veel meer dan wanneer iemand doorgaat alsof er niets geweest is.

Wat is vergeven? Het is iemand niet meer op zijn schuld aankijken, maar hem of haar terug laten gaan, het leven in. Kunnen wij mensen vergeven? Ja, dat kunnen we, maar nooit totaal. Het aangedane onrecht is niet helemaal weg en de littekens blijven er en kunnen weer opspelen. De belangrijkste reden dat ons vergeven het kwaad de wereld niet uit krijgt is wij de ander niet kunnen herscheppen. Dat kan God alleen. En Hij kan ook alleen zo de tranen van de ogen afwissen, dat het leed voorgoed geleden is.

Gods vergeving

We kijken daarom nu nog eens met frisse ogen naar de Bijbel. Hoe wordt er over vergeving gesproken? Begint het tussen God en ons ook met een voorzichtige en voorwaardelijke vergeving van Gods kant, die eropuit loopt dat het in een proces van enige tijd komt tot verzoening? Als ik het zo op papier zet begrijpen we meteen wel dat het tussen God en ons anders is. Maar hoe is het dán?

O ja, de Here vergeeft veelvuldig, zingt het Oude Testament in vele toonaarden. En Hij doet het ook graag, zegt Psalm 86: 5. Maar in Hebreeën 9: 22 staat dat er zonder bloedstorting geen vergeving is. Bij ‘bloedstorting’ wordt verwezen naar de offerdienst, waarin door bloed te plengen verzoening wordt aangebracht. Kan God dan niet vergeven buiten die offerdienst om?

De vraag is, wat vergeven is. Echte vergeving houdt in dat die oude mens, die al die zonden begaan heeft, met al zijn overtredingen weggedaan is – en herschapen. Dat kan alleen doordat God in Christus onze zonden wegdraagt en de schuld verzoent. Maar die verzoening is geen zakelijke transactie. Een rekening kunnen we vereffenen, maar onze zonde en schuld nooit. Het eigenlijke probleem van de zonde is ook, dat het niet maar losse daden zijn, die je als het ware kunt ‘afstropen’, maar dat er onder al die zonden een ‘vuile bron van wanbedrijven’ (Psalm 51) zit. De Here vergeeft graag, dat staat er inderdaad, maar echte vergeving is dat ik een nieuw mens wordt. In Christus. Door het geloof, dat is: niet op grond van positieve puntjes bij mijzelf, van aanzetten tot verbetering, maar door Gods genade in Christus.

Vergeven – als je vergeving ontvangen hebt

Als je uit deze verzoening en vergeving leeft, wat doet dat met je? Het Nieuwe Testament zegt op diverse plekken dat je dan de ander gaat vergeven. Maakt het dan ook verschil dat je Christus hebt leren kennen en de onvoorstelbare diepte en rijkdom van Gods vergevende liefde? Jazeker! Je bent dan voorgoed af van de gedachte dat jij helemaal in je recht staat en die ander alleen maar fout zit. Maar – is dat toch niet het geval, als iemand jou geweld aandoet waaronder je je leven zucht, zonder dat je die ander zelfs kende, laat staan iets aangedaan had? Jawel, er zijn tussenmenselijke situaties, waarin de schuld helemaal aan één kant ligt.

Maar het verschil is, dat je niet langer kunt zeggen: ‘Ik ben een onbeschreven blad papier.’ Je weet dat als God met jou in het recht treedt, jij daar schuldig en reddeloos verloren uitkomt. Dat is het grote en beslissende verschil. In zijn gelijkenis van de onbarmhartige slaaf laat Jezus dat helder zien (Matt. 18: 21-35). De eerste slaaf heeft een schuld die alle menselijke maat te boven gaat. Zo’n immense schuld kun je alleen hebben, als je voortdurend en stelselmatig je heer benadeelt. Zo grof als deze slaaf het tegenover zijn heer gemaakt heeft, komt in het dagelijkse leven niet voor. Maar het is wél zoals het er tussen ons en God voorstaat! De man belooft van alles wat hij op geen enkele manier waar kan maken. Een schuld van deze omvang kun je niet terugbetalen. Trouwens – terugbetalen, hoe kan er sprake zijn van terugbetalen als je helemaal van je heer bent? Je hébt niets van jezelf om mee terug te betalen!

En wat doet de heer in de gelijkenis? Hij scheldt deze slaaf zijn onvoorstelbaar grote schuld kwijt. Hij mag leven! Zonder dat de naam van Jezus hier wordt genoemd is zijn kruisdood het geheim op de achtergrond van deze gelijkenis.

Maar dan ziet de slaaf die net kwijtschelding van schulden gekregen heeft en ondersteboven zou moeten zijn van de barmhartigheid van zijn heer een medeslaaf, en hij bedenkt ineens dat die bij hem in het krijt staat. Een relatief klein bedrag – maar toch. Hij grijpt hem bij de keel en laat hem in de gevangenis zetten, totdat hij alles betaald heeft. Die gevangenis – dat is wat wij met elkaar kunnen doen – en maar al te vaak ook daadwerkelijk doen. Iemand in de gevangenis zetten is die ander vastpinnen op wat hij of zij mij tekort gedaan heeft. Hem of haar er altijd aan herinneren. Die ander tegenwerken als er ergens iets moois voor hem of haar gloort.

Nu, als we dat doen laten we zien dat we niet beseffen wat Gods vergeving van onze zonden inhoudt. De heer zegt tegen zijn slaaf: ‘Had je geen erbarmen moeten hebben, zoals ook ik met jou had?’ Het is dezelfde zinswending als in het Onze Vader: ‘gelijk ook wij’.

Er blijven grenzen …

Houdt van God vergeving ontvangen hebben in dat je zomaar iedereen royaal vergeeft, zonder de geringste moeite? Nee, zeker niet. De Heidelberger Catechismus zegt in de uitleg van deze bede dat we het als een blijk van Gods werk in ons ervaren dat we harte bereid zijn de ander te vergeven. We zijn berei­d ... Dat houdt in: we blijven niet hangen bij wat ons is aangedaan, we blijven niet steken in onze wrok. We weten zelf wat het is dat door Gods vergeving de deur ten leven voor ons open ging. We gunnen dat ook de ander. Maar dat wil niet zeggen dat je die dader nu ook omarmt en omhelst en doet of er niets aan de hand geweest is. Nee, want die diepe wonden in je hart zijn er. En ze doen pijn en ze spelen op. Maar je koestert het niet. Nee, je vraagt naar dat werk van Gods Geest, die uitwerking van de genade van Christus in je hart, die jou een vrede geeft die alle verstand te boven gaat. En zo ontstaat er een bereidheid die ander te vergeven.

Maar dan moet de dader ook willen en berouw tonen! Dan moet hij of zij niet doorleven alsof er niets aan de hand geweest is. Dan kun je iemand niet daadwerkelijk vergeven … Door dat te doen zou je de onbekeerlijkheid van die ander sanctioneren! Nee, als Gods vergeving inhoudt dat aan onze schuld niet voorbijgegaan wordt, maar dat die in de kruisdood van Christus uitgedelgd wordt, dan kan en mag ook ons vergeven niet vanzelfsprekend en gemakkelijk zijn.

Schuld belijden – als je vergeving ontvangen hebt

Ten slotte: wat betekent vergeving voor je, als je dader bent? Onderzoek naar mensen die ernstige oorlogsmisdaden hebben begaan heeft opgeleverd dat ze de neiging hebben te ontkennen. Ze kunnen er vaak niet omheen dat ze mensen omgebracht hebben, maar ze zeggen dan – net als Franz Stangl, voormalig commandant van een nazi-concentratiekamp – ‘ik was het niet’. Hij kan niet ontkennen wat hij gedaan heeft, maar hij beschrijft het alsof iemand anders even bezit had genomen van zijn lichaam en hij zelf bij wijze van spreken even niet thuis was. Dit spreken laat twee dingen zien.

Ten eerste blijkt eruit dat er inderdaad kwaad is dat op geen enkele wijze nog goed te maken is, met als gevolg dat je alleen jezelf en anderen nog onder ogen kunt komen als je een compleet ander mens bent. Soms krijgen jongeren na een ernstig misdrijf wel een nieuwe naam en identiteit. Ze krijgen een andere familie, ze zijn ergens anders opgegroeid. Alleen zó kunnen ze verder en hoeven ze ook niet bang te zijn voor de woede van de samenleving. Ook al helpt het niet echt, omdat je jezelf niet opnieuw kunt uitvinden, het laat ons wel zien waarom de Bijbel ons zegt dat voor ware verzoening er een nieuwe mens moet worden geschapen.

Het tweede is dat het ons ook op een groot gevaar wijst, namelijk dat we ontkennen dat wij dit werkelijk gedaan hebben. Ons leven wordt dan één grote leugen. De verzoening in Christus daarentegen maakt ons tot mensen die in de waarheid wandelen. Maar die waarheid in Christus houdt ook in dat ik mijn zonde en schuld niet ontken, maar in de dankbaarheid over Gods vergeving de consequenties van mijn misdaden draag, onder het lichte juk van Christus.

 

Prof.dr. G.C. den Hertog is emeritushoogleraar te Apeldoorn

 

Weergaven: 69