128e jaargang, 15 maart, nr.6
De diepte van Paulus
Luther heeft de brieven van Paulus eenzijdig uitgelegd, aldus het nieuwe Paulusonderzoek. En inderdaad, zij hebben gelijk: Luther had zijn eenzijdigheden. Wat trouwens niet wil zeggen dat het nieuwe onderzoek evenwichtiger is. Want ook dat is eenzijdig. Het lijkt wel alsof de brieven van Paulus zo rijk zijn, dat één perspectief nooit voldoende is. Iedere generatie peilt iets van de betekenis van Gods openbaring door Jezus Christus, zonder helemaal op de bodem te komen. Bij het begrijpen van Paulus is het eerder ‘en-en’ dan ‘of-of’.
In de tijd van de Reformatie was het Luther die de diepte van de brieven van Paulus (her)ontdekte. Woorden als ‘genade’ en ‘gerechtigheid Gods’ in Romeinen kregen een enorme diepgang bij hem. In onze tijd is het ‘het Nieuwe Perspectief’ dat de breedte van de brieven van Paulus heeft ontdekt. Iemand als N.T. (Tom) Wright heeft heel knap uitgewerkt hoe de boodschap van Paulus Jood en heiden samen tot één kerk wil smeden, als het ene volk van God dat Zijn gerechtigheid doet. Gods plan met de hele wereld komt in beeld. Luther grijpt de diepte, Wright de breedte. In deze bijdrage wil ik dit laten zien aan de hand van Paulus’ brief aan de Romeinen. Ik kijk eerst naar Luther, dan naar Wright.
Maarten Luther
Voor Luther ligt het hart van Romeinen gelijk aan het begin: Paulus die in hoofdstuk 1: 17 schrijft: ‘Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: ‘Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven’.’ Als monnik en professor worstelde Luther intens met die ‘gerechtigheid van God’, omdat hij deze zag als ‘een actieve gerechtigheid op grond waarvan God rechtvaardig is en zondaars en onrechtvaardigen straft’, zo schrijft hij later. Totdat hij deze woorden in zijn context begon te begrijpen, namelijk in het kader van het geloof.
Door deze ervaring krijgt Paulus’ brief aan de Romeinen voor Luther een enorme diepte. Luther schrijft: ‘En zo diep ik eerst het woord ‘gerechtigheid van God’ had gehaat, verhief ik het nu met even grote liefde tot mijn allerfijnste uitdrukking. Zo is deze tekst van Paulus voor mij werkelijk de deur naar het paradijs geworden’. Deze tekst werd voor Luther zo niet alleen een deur naar het paradijs, maar ook een deur naar het verder begrijpen van Paulus’ brieven. Luther zou het altijd vanuit die kern doen: het gaat om de zondaar die uit genade gerechtvaardigd wordt door God, uit het geloof alleen.
Zo heeft Luther de diepte van Romeinen gepeild, en vallen Romeinen 1 tot en met 8 goed op hun plek. Het zijn sindsdien voor gereformeerde christenen misschien wel de belangrijkste hoofdstukken uit de Bijbel, met als hoogtepunt het zegelied waar Romeinen 8 mee eindigt.
Hoe rijk deze Lutherse uitleg van Romeinen ook is: het kent ook een bepaalde eenzijdigheid, als dit de enige bril is waardoor gelezen wordt. Dat blijkt als je na hoofdstuk 8 ook het tweede deel van Romeinen leest: hoofdstuk 9-11. Daar heeft Luther niet zoveel mee gedaan. Want hoofdstuk 9-11 geven die boodschap van de rechtvaardiging een plek in Gods concrete heilsgeschiedenis. God rechtvaardigt de zondaar met een doel: zodat Gods beloften aan Abraham in vervulling zullen gaan, en zo Jood en heiden samen in één kerk God zullen prijzen. Het gaat God niet om de bekering van de enkeling als doel op zich, maar God wil zo de belofte van het verbond vervullen dat door Israël alle volken van de aarde gezegend zullen worden. Dat Luther dit te weinig voor ogen heeft gehad, blijkt pijnlijk uit zijn antisemitische uitspraken, vooral aan het einde van zijn leven. Dit staat haaks op de houding van Paulus jegens het ongelovige Jodendom, zoals hij daar aan het begin van Romeinen 9 uitdrukking aan geeft: ‘Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest, dat het een grote bron van droefheid voor mij is, en een voortdurende smart voor mijn hart. Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn verwanten wat het vlees betreft (…)’.
De diepte van het persoonlijke heil wordt bij Luther gepeild, niet de breedte van Gods heilsplan voor Jood en heiden samen.
Dat blijkt ook uit het derde en laatste deel van Romeinen, hoofdstuk 12-16. In deze hoofdstukken geeft Paulus praktisch onderwijs over gemeente-zijn vanuit de eenheid van Jood en heiden. In hoofdstuk 14-15 leert Paulus de christenen in Rome om elkaar te aanvaarden in Christus, ook als je onderling geschilpunten hebt. Wees naar elkaar de minste, om zo de eenheid van de kerk te bewaren. Zo is de uitwerking van Gods gerechtigheid in de gelovigen zichtbaar in deze wereld, door de liefde en eenheid in de kerk. Luther heeft in de praktijk niet altijd in deze geest gehandeld. Bedenk alleen maar hoe Calvijn en anderen zich tot het uiterste hebben ingespannen om Luther mee te krijgen in het bewaren van de eenheid van de Reformatie rond de Avondmaalsleer. Luther was echter onbuigzaam, en een eerste versplintering binnen de Reformatie werd een feit. Tot in onze tijd is dat een zwak punt van de Reformatie gebleken: de kracht van Gods reddende gerechtigheid verandert dan wel de enkeling, maar werkt niet door tot in de eenheid van de kerk. Luther begrijpt Romeinen 1-8 wel, maar pakt niet door met hoofdstuk 9-16. Hij peilt wel de diepte van Gods gerechtigheid, maar had te weinig oog voor de doorwerking van die gerechtigheid in de breedte.
Tom Wright
Wie er aan gewend is om Romeinen door Luthers bril te lezen, merkt direct dat hij met Wright in een heel ander vaarwater terechtgekomen is. Wright vindt dat de Lutherse traditie Paulus’ schrijven veel te tijdloos-dogmatisch op een aantal kernwoorden heeft vastgepind (genade, gerechtigheid Gods, geloof, etc.), zonder op de context te letten. Hij zelf wil Paulus’ werk vooral in een dynamisch, verhalend perspectief zien. Namelijk: in het verhaal van Jahwe die door de geschiedenis heen toewerkt naar de verlossing van Zijn wereld. In die geschiedenis hebben het verbond en Israël een belangrijke plaats. God gaat ons niet uit deze wereld redden, maar werkt er juist aan dat in deze wereld Zijn Koninkrijk zichtbaar wordt. Dat gebeurt vooral door de kerk, waarin God door Jezus werkt aan de eenheid van Jood en heiden, die samen God prijzen als Heer. Op deze manier leest Wright Romeinen dus vooral in het bredere kader van Gods heilsplan met heel onze wereld, met de kerk daarin als een zichtbare voorafschaduwing van Gods komende Koninkrijk. Volgens Wright gaat het niet om de enkeling en zijn hemelse zielenheil (dat zou al te mensgericht zijn), maar om de kerk, midden in deze wereld (en zo krijgt God de eer).
Wright denkt dat het hart van Romeinen daarom niet in 1: 17 ligt, maar juist in het laatste deel van de brief, met name in 15: 1-13. Daar roept Paulus op tot eenheid in de kerk, en fundeert dat in de oudtestamentische beloften aan de aartsvaders: ‘God verlene u ook de eensgezindheid, die u in Christus past, opdat u één van hart en uit één mond de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt’ (vers 5 en 6). ‘… ter wille van de waarheid van God om de beloften aan de aartsvaders te bevestigen, en opdat de heidenen God zouden verheerlijken vanwege de barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen’.’ (vers 9). Dit is het slot van de brief, waar heel het betoog van Paulus op uitloopt. Volgens Wright is dus niet de rechtvaardiging door het geloof de kern van Romeinen, maar de eenheid van de kerk.
Wij
Wie heeft er nu gelijk? Luther of Wright, de klassiek gereformeerde uitleg van Paulus of het Nieuwe Perspectief? Het antwoord ligt mijns inziens eerder in een ‘en-en’ dan in een ‘of-of’. Want ten eerste: Luthers diepte-perspectief is toch echt onmisbaar. Met de vreugde en de verwondering die je bij hem proeft als hij spreekt over Gods gerechtigheid door het geloof alleen, komt hij heel dicht bij het hart van Paulus zelf. Terecht kan je daarom in Romeinen een dikke streep zetten onder 1: 16-17, en een groot uitroepteken bij het zegelied van hoofdstuk 8! Deze diepgang mis je helaas bij Wright. Zoals prof. Huijgen schreef: ‘Wright mist een dimensie. Het is alsof hij een 3D-film bekijkt zonder 3D-bril: een mooi breed scherm, maar een wazig beeld, waardoor je het effect mist dat je er zelf als het ware ingetrokken wordt. Paulus heeft genade ontvangen: de kloof tussen God en mens, die wij niet konden overbruggen, is door God overbrugd. Paulus spreekt vol verwondering over die genade.’ (RD, 5 sept. 2017).
Maar ten tweede: dan is naast de diepte van Luther ook de breedte van Wright onmisbaar. Dat ‘mooi breed scherm’ waar Huijgen over spreekt blijkt namelijk zeker de moeite waard. Vanuit het recente Paulusonderzoek laat Wright mooi de brede context oplichten waarbinnen Paulus zijn brieven schrijft. Paulus schrijft tegen de achtergrond van het veelkleurige Joodse denken van die tijd, maar ook tegen de achtergrond van de Grieks-Romeinse cultuur. Bovendien verrekent Wright ook psychologische en sociale aspecten die in Paulus’ denken een rol spelen. Dat geeft een reliëf en een breedte die je zou missen als je Paulus alleen vanuit de Lutherse context van de zestiende eeuw zou lezen (de strijd tegen Rome en de goede werken). Wright stimuleert om ook de latere hoofdstukken in Romeinen aandachtig te lezen, en zo meer oog te krijgen voor de uitwerking van Gods genade, als een actieve kracht, in de praktijk van het gemeente-zijn. Door Wright vraag je jezelf opeens af: waarom wordt er in onze traditie eigenlijk zelden of nooit uit Romeinen 14-15 gepreekt? Daar moet persoonlijke bekering toch op uitlopen: God de eer in het midden van de gemeente.
In onze eigen context liggen er de nodige vragen. Bijvoorbeeld rond de eenheid van de kerk, zowel binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken als ook in de samenwerking met andere (gereformeerde) kerken. Er ligt het actuele punt van de positie van de vrouw in de kerk, en homoseksualiteit. Er is discussie over de gaven van de Geest en charismatische vernieuwing. Over al deze thema’s is vanuit Romeinen met wijsheid en geestelijk inzicht te spreken. Er ligt een rijkdom in deze brief verborgen die ver uitstijgt boven de keuze tussen wettisch of wetteloos, tussen traditioneel of modern, tussen orthodox of vrijzinnig, tussen gereformeerd, evangelisch of katholiek. En dat moet steeds weer ontdekt worden. Luther helpt ons daarbij, zodat we de diepgang niet verliezen. Wright helpt ons daarbij, zodat we de breedte niet verliezen. En ons eigen lezen van Romeinen helpt daarbij, om verdere hoogte en diepte te ontdekken. Want Paulus’ brieven kennen een rijkdom, levendigheid en dynamiek die zich niet alleen met Luther of Wright laten vatten. We moeten ook zelf weer gaan lezen. Wanneer heeft u voor het laatst zelf een brief van Paulus in zijn geheel doorgenomen, ootmoedig en ontvankelijk voor Gods aangezicht?
Gebed
Als christenen proberen we door de eeuwen heen de boodschap van Paulus te begrijpen en actueel te maken. En zo ontstaan er ‘grote namen’ in het Paulus-onderzoek. Wat zou Paulus hier zelf van gevonden hebben, denk ik weleens. Wie zou hij gelijk geven? Ik denk dat het antwoord in Efeze 3 staat: Paulus’ gebed om met alle heiligen samen (Luther, Wright en u) de onpeilbare breedte, lengte, hoogte en diepte van Gods Evangelie in Christus te peilen:
‘Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader: moge Hij u in de rijkdom van zijn heerlijkheid de kracht geven, zodat u innerlijk door zijn Geest wordt gesterkt, zodat Christus door het geloof woont in uw hart, en u in de liefde geworteld en gegrondvest blijft. Dat u in staat mag zijn om samen met alle heiligen te vatten wat de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte is, en dat u in staat bent de liefde te kennen van Christus, die alle kennis te boven gaat; dat u geheel vervuld wordt van de volheid van God. Aan Hem die bij machte is oneindig meer te volbrengen dan al wat wij door de kracht die in ons werkt kunnen vragen of bedenken, aan Hem zij de heerlijkheid in de kerk en in Christus Jezus, iedere generatie weer, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen.’ (Efeze 3: 14-21).
Ds. M. Bot is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Maassluis