Skip to main content

Lezen: Filippenzen 3: 20, 21 

Eigenlijk zijn we vreemdelingen op deze aarde. We hebben andere idealen. We hebben andere normen en waarden. Terwijl velen alleen maar deze aarde hebben als einddoel, hebben wij de ‘nieuwe aarde’ als einddoel. Daar zal God alles zijn in allen. Daarom leven we hier niet alsof hier ons definitieve thuis is. Wij zien ernaar uit dat Hij terugkomt en onze verlossing compleet maakt. Dat maakt een groot verschil.

Zo vieren wij de zondag, de rustdag. Niet omdat we dan niets mogen, maar om nu al iets te genieten van de rust, die straks compleet zal zijn. Op die dag halen we weer adem om de week door te kunnen. Dan gaan we ook naar de kerk. Daar lezen we de liefdesbrief van onze Heere, die straks alle dingen nieuw zal maken. Daar zingen wij onze hoop uit.
De prangende vraag komt dan wel op in hoeverre dit geloof uitkomt in onze levenswandel.

 

Stempelt onze levenswandel
‘Maar ons burgerschap (Grieks: politeuma) is in de hemelen.’ Anderen vertalen het wat vrij met ‘vaderland’. Dat geeft nog duidelijker aan wat wordt bedoeld. En door dit woord te gebruiken, begreep bijna iedereen in Filippi waar het over ging. De stad Filippi was een bijzondere stad. De vader van Alexander de Grote, Filippus, had deze gesticht. Hoewel ze aan een belangrijke verkeersweg lag, kwam ze nooit tot bloei. Dat veranderde een paar eeuwen later toen keizer Augustus een geschikte woonplaatsen zocht voor zijn gepensioneerde soldaten. Hij wees onder andere Filippi aan.
Zo kwamen heel wat oud-militairen daar wonen. Maar ze bleven op Rome georiënteerd. Dát was hun vaderland. Van die stad waren ze onderdanen. En ze leefden ook naar de Romeinse wetgeving. Ze vormden een soort kolonie. En velen droomden ervan om op latere leeftijd weer terug te gaan naar de ‘eeuwige stad’, zoals Rome werd genoemd.
Een heel verschil met de anderen die in Filippi woonden. Zij waren daar thuis. Zij vonden die Romeinse burgers weleens vreemd. Vergelijk het maar met mensen in Nederland, die oorspronkelijk uit het buitenland komen. Ze dragen vaak andere kleding, ze spreken een andere taal, hun eten is meestal anders, en de tv-schotels zijn massaal gericht op het thuisland. Naar die wetten wil men leven.
Zo begreep men in Filippi dus meteen wat hier bedoeld werd: ‘ons burgerschap’ is in de hemelen.  Zoals de Romeinen in Filippi een kolonie vormden, zo vormen de kinderen van God op aarde een kolonie.
Let nu eens op de tegenstelling met vs.19. Daar heeft Paulus de ‘vijanden van het kruis’ getekend.  Het laatste wat hij noemde was, dat ze alleen maar aan aardse dingen dachten. Maar ons burgerschap is in de hemel. Duidelijker kan het niet getekend worden. Degenen die nog niet geloven, hebben hun vaderland hier op aarde en buiten dit aardse leven verwachten ze niets. Maar ons vaderland is in de hemel. Dáár staan wij ingeschreven en daar gaan we eens naar toe.
Wanneer u gaat verhuizen naar een andere plaats, wordt u in de Gemeentelijke Basis Administratie dáár ingeschreven. Zo is het hier. De kinderen van God zijn ingeschreven in de Hemelse Basis Administratie. O ja, ze zijn op aarde nog wel geregistreerd als burgers, maar ze staan in de hemel ingeschreven.
En wanneer is dat burgerschap naar de hemel gegaan? Was het niet bij de hemelvaart? Toen is hun domicilie met Christus meegegaan. Efeze 2: 6 zegt: ‘En Hij heeft ons mede opgewekt en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus.’ Hun koning is daar al. En na verloop van tijd zullen ze door Hem worden opgehaald.
Wij zijn burgers van een rijk in de hemel. Heb ik het mis dat dit vandaag bijna niet meer gezegd mag worden? Op de hemel gericht zijn lijkt achterhaald. Voor moderne christenen lijkt dat bijna een ketterij. Het gaat toch om deze aarde? Ja, dat is waar. We mogen deze aarde niet vergeten. We hebben een roeping in deze wereld. Maar uiteindelijk zullen wij hier niet het paradijs vestigen.
Daarom is onze levenswandel anders. Onze koning is daar. En we leven naar Zijn wetten en geboden. De wereld begrijpt ons vaak niet. Maar zijn het alleen wereldse mensen die ons niet begrijpen? Vaak zijn het ook medechristenen die ons niet begrijpen.

 

Sterkt onze verwachting
Dit versterkt nu ook onze verwachting. ‘Waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.’ Op zich is het al bijzonder als een aardse koning op bezoek komt. Denk aan Koningsdag. Lang van tevoren zijn de plaatsen waar hij zij zal komen zich al aan het voorbereiden. Nog spannender wordt het wanneer hij bij mij thuis zou komen. En nog spannender wanneer hij of zij zou komen om mij op te halen om voortaan in het paleis te gaan wonen.
In die verwachting mag een kind van God leven. Hemelvaart was geen afscheid. Het is meer dat Hij ons vooruit is gegaan. ‘Ik ga heen om voor u plaats te bereiden’ (Joh. 14: 2). Hij komt terug. Dat zal oneindig veel mooier zijn dan welke koningsdag ook.
Kan men wel met vreugde verwachten? Hij zal immers komen – zoals de kerk belijdt – om te ‘oordelen de levenden en de doden’. Dat is waar. Maar kijk eens wat hier staat: ‘waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten.’ Niet de rechter. Niet een schrikwekkende koning, maar de Zaligmaker. Dat is Hij namelijk voor allen die Hem kennen.
Hij zal de verlossing compleet maken. In Filippenzen 3 gaat het ten diepste over de geestelijke groei. Er waren christenen die meenden dat ze al volmaakt waren. Ze hadden het al gegrepen en waren al gearriveerd. Paulus had het nog niet gegrepen, maar bleef ernaar jagen. En wanneer zal hij het grijpen? Wanneer zal hij volmaakt zijn? Als de Zaligmaker terugkomt. Als Hij tenslotte die arme worstelende zondaar Paulus verlost van die laatste moeite. Juist omdat hij nog niet volmaakt was, keek hij zo hoopvol uit.
Verwacht ik Hem?  Wanneer ik meen dat ik geestelijk alles al bezit, kan ik zo aardsgezind zijn. Een verkeerde visie op de geestelijke groei verlamt de verwachting. Maar naarmate we beleven dat we het nog niet gegrepen hebben, zien we uit naar die volmaaktheid.
Stel je voor dat een familielid direct naar het ziekenhuis moet. De ambulance is gebeld. U kijkt al uit het raam of die komt. En wat anders angstaanjagend is – de sirene van de ambulance – klinkt u dan als muziek in de oren. Ja, ik hoor hem komen. U gaat mee naar het ziekenhuis. U zit bij de eerste hulp. De dokter moet nog komen. O, wat ben je dan blij wanneer je eindelijk de voetstappen hoort. Maar mensen die geen ernstig zieke hebben, wachten niet met smart op de ambulance. En als ze eens in het ziekenhuis komen, wachten ze niet met smart op de dokter. Geestelijk is het niet anders.

 

Garantie van onze verlossing
Die hemelvaart garandeert onze verlossing. Ik had het net over de dokter die zijn behandeling zal gaan uitvoeren. Zo is het ook bij onze Zaligmaker. Wanneer Hij terugkomt uit de hemel zal Hij ‘ons vernederd lichaam veranderen, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam.’
Wat is ons ‘vernederd’ lichaam? Sinds de zondeval is ons lichaam aards. Ik ben uit stof genomen en zal tot stof wederkeren. Wanneer je een jaar of 20 bent, is je lichaam op z’n mooist. Alles krachtig. Ook dan al vernederd, al zien we dat nog niet zo aan de buitenkant. Bij het ouder worden zien we dat de schoonheid minder wordt. De kracht wordt minder. Ziekten verzwakken het. En wat kan het met name door lijden vernederd worden. Ik denk aan vrouwen met borstamputaties, denk aan verminkingen van het lichaam door ongelukken, aan lichamen die aangetast worden door operaties, door chemokuren.
Maar… Hij komt terug. Dan kijkt Hij ook naar mijn vernederd lichaam. Hetzij dat het al begraven is en in het graf ligt, hetzij dat ik nog leef. En het wordt gelijk aan Zijn lichaam vol glorie, zoals er letterlijk staat.
Is mijn burgerschap in de hemel? Dat kunnen we zien aan onze verwachting. Verwacht ik alles enkel en alleen van deze aarde? Of is mijn verwachting verder gericht dan deze aarde?  Mensen zonder God hebben niets meer te verwachten dan dit leven. Dat is zo triest, zo arm, zo leeg, zo vlak. En mensen die geestelijk gearriveerd zijn en tevreden zijn met zichzelf, hebben eigenlijk ook niet zoveel verwachting meer. Maar de gelovigen verwachten met een sterk verlangen.

 

Gesprekvragen

  1. Hemelvaart wordt wel het ‘stiefkind’ onder de christelijke feestdagen genoemd. Wat wordt daarmee bedoeld en hoe zou dit komen?
  2. Hoe ervaart u zelf geestelijk het feest van Hemelvaart, in vergelijking met bijvoorbeeld Kerst en Pasen?
  3. Wat betekent deze belofte over ons ‘vernederd lichaam’ voor de manier waarop we met ons lichaam omgaan?
  4. Sommige theologen zeggen dat er na de dood niets meer is, omdat dit in strijd is met de natuurwetten. Wat vindt u daarvan?
  5. Wat wil in dit verband het laatste gedeelte van vers 21 zeggen?

 

Ds. B. de Graaf is emerituspredikant en woont in Nunspeet

Weergaven: 97