Skip to main content

‘U troont op de lofzangen van Israël’

Wat je zingt, is belangrijk. Het blijft je bij; ik herinner me liedjes uit mijn kindertijd, van een bruiloft of het afscheid van een meester, die ik nooit meer gezongen heb, maar nog steeds ken. En iedereen die dementerende mensen kent, weet dat het zingen van een psalm nog herkenning oproept als een gesprek al lang niet meer mogelijk is. Wat zingen wij eigenlijk over God?

Wat je zingt, vormt je denken, je bidden en geloven. Daarom is het belangrijk wat we zingen in de kerk (en erbuiten). Dwaling of eenzijdigheid in liederen vormen ons meer dan wat we lezen of horen. Omdat het ons langer bijblijft, omdat het dieper doordringt. Positief gezegd zijn goede liederen dus belangrijk. Dat zijn de psalmen in elk geval, de liedbundel die we in de Schrift ontvangen hebben. Al in het Nieuwe Testament nemen de psalmen een belangrijke plaats in (het is het oudtestamentische boek dat het meest geciteerd wordt); ze gaan in Christus in vervulling, laten de schrijvers zien. Zo mogen wij de psalmen dus ook lezen en zingen.
In de kerken is altijd veel belang gehecht aan het zingen van de psalmen. Ook als er ruimte is voor andere liederen, zullen de psalmen wel een centrale plaats innemen. Deputaten eredienst hebben dat onlangs verwoord in de brochure ‘Psalmen zingen in de 21e eeuw’ (te vinden via www.eredienstcgk.nl). Zij noemen drie redenen om de psalmen te blijven zingen: het is Gods Woord in mensenwoord, het laat hoogte en diepte van de geloofsbeleving zien, en het bewaart onze verbondenheid met Israël.
Genoeg reden dus om het hele(!) psalmboek regelmatig te zingen en te lezen. In vele kloosters wordt elke twee weken het hele psalmboek gezongen. Dat vormt het denken en bidden.

Soorten psalmen
In de psalmen zit grote variatie. Er zijn gebeden, boetepsalmen, klaagliederen, dank- en lofpsalmen. Soms spreekt een dichter over zijn persoonlijke omstandigheden, soms gaat het over de situatie van het hele volk, bijvoorbeeld naar aanleiding van de verwoesting van de tempel (Ps. 79).
Ons psalmboek bestaat uit 150 liederen. Die zijn ingedeeld in vijf boeken, naar het voorbeeld van de Torah (Genesis t/m Deuteronomium). Elk van die boeken eindigt met een lofprijzing; zie het slot van Psalm 41, 72, 89, 106 en 150.
De 150 psalmen staan niet willekeurig naast elkaar. Het psalmboek begint met een lied waarin het onderwijs of de wet (Torah) van de HEERE centraal staat. De dichter tekent de twee wegen, van rechtvaardigen en goddelozen, die radicaal tegenover elkaar staan. In Psalm 2 gaat het vervolgens over Gods koning, die regeert over Sion, Zijn heilige berg. Zo worden meteen aan het begin een aantal belangrijke thema’s neergezet: Gods wet, rechtvaardigen en goddelozen, de koning en Sion.
Soms zijn psalmen met elkaar verbonden en in recent onderzoek is daar meer aandacht voor. Een mooi voorbeeld is Psalm 111-112. In Psalm 111 wordt bezongen wie God is: Hij is genadig en barmhartig, Zijn gerechtigheid houdt voor eeuwig stand. Hij houdt Zijn volk in leven in de woestijn en geeft het verlossing. In Psalm 112 komen verschillende dingen terug, maar dan worden ze gezegd van de rechtvaardige. Als je deze psalmen naast elkaar leest, vormen ze een spiegelbeeld: zoals God is, is degene die Hem dient ook.
Het psalmboek eindigt met een serie lofpsalmen, Psalm 146-150. Alle mensen, alle volken, de hele schepping zelfs wordt opgeroepen om God te loven om Zijn omzien naar de verdrukten, om Zijn zorg voor de schepping, om Zijn genade voor Zijn volk. ‘Laat alles wat adem heeft, de HEERE loven. Halleluja!’ (Ps. 150: 6)


Wie God is
Wie is God in de psalmen? Hij is allereerst de God die luistert. De meeste psalmen zijn gebeden; bij de God van Israël kun je met je vragen of klachten, met verwondering en lof terecht. Juist dat is een reden om Hem lief te hebben en aan te roepen, zingt Psalm 116: ‘God heb ik lief … want Hij hoort mijn stem.’ De dichter beschrijft het beeldend: God neigt Zijn oor, Hij buigt zich voorover om naar hem te luisteren. Dat is reden om die God alle dagen aan te roepen.
De HEERE is de God van Israël – andere volken missen Zijn verbond en woorden (Ps. 147: 19-20). Maar Hij is wel de God die alle volken regeert en de lof van de hele schepping waard is. ‘Loof de HEERE, alle heidenvolken; prijs Hem, alle natiën!’ (Ps. 117)
De God van Israël is in de psalmen de Schepper. Hij heeft het heelal geschapen (Ps. 8). De hemel verkondigt Zijn eer (Ps. 19). Uitvoerig wordt Gods heerlijkheid in de schepping bezongen in Psalm 104. God zorgt voor de beekjes, de bomen, dieren. Zijn Geest geeft leven; ook in de bloemenpracht wordt Gods heerlijkheid zichtbaar. ‘Hoe groot zijn Uw werken, HEERE, U hebt alles met wijsheid gemaakt.’ Juist in het licht van die heerlijkheid klinkt de verwondering dat God omziet naar de mens (Ps. 8: 5).
Uit alle volken heeft God Israël uitgekozen. Hij is Koning en de Herder van Zijn volk (Ps. 80; 99). Hij heeft niet de machtige bergen in het noorden uitgekozen, waar volgens de oud-oosterse mythologie de goden woonden, maar Sion. Daar woont Hij in de tempel, op de lofzangen van Israël (Ps. 22: 4; 68: 16-17).
Verschillende psalmen bezingen Gods zorg voor Zijn volk door de geschiedenis heen (Ps. 78; 105; 106; 135; 136). Steeds weer gaat Israël een weg bij God vandaan, en toch blijft Zijn trouw. Wat een reden om op die God je hoop te stellen en Zijn daden niet te vergeten. En die genadige God is alle lof waard!

‘De psalmen laten zien dat God er is, genadig, trouw en waarachtig’

De HEERE heeft Israël Zijn woorden gegeven. Dat Woord is betrouwbaar, zuiverder dan goud, zoeter dan honing (Ps. 12: 7; 19: 11). De langste psalm is één lang loflied op het Woord, de beloften van God. Dat geeft de dichter licht op zijn pad, houvast in de aanvechting, troost in het verdriet (Ps. 119).
De psalmen laten zien dat God er is, genadig, trouw en waarachtig. Dat is wel iets anders dan dat Hij vanzelfsprekend aanwezig is. De levende God kan zich ook verbergen, er niet lijken te zijn. In de psalmen klinken ook indringende vragen: waarom verlaat U mij, waarom hoort U mij niet, hebt U vergeten genadig te zijn, hoelang moet dit nog duren? (Ps. 13, 44, 77).
De psalmen laten ons zien wie de HEERE is: Hij is de heilige, heerlijke God, Hij komt op voor het recht, Hij is trouw en waarachtig. Dat is ook een spiegel voor hoe wij zelf over God spreken en zingen. Als wij samenkomen met de gemeente is de vraag niet of God daar ook welkom is. De vraag is wie het waard is om op Gods heilige berg te komen (Ps. 15; 24). De psalmen genezen je ook wel van het idee dat God op bestelling voor je klaarstaat. De dichters worstelen juist met God als Hij er niet lijkt te zijn. Welk beeld van God krijgen we in de liederen die wij zingen? Past ons denken en bidden bij wie de levende God werkelijk is?

Omgang met God
Meer dan in enig ander Bijbelboek komen we in de psalmen de omgang met God tegen. Ook het antwoord op Gods spreken heeft een plaats gekregen in de Schriften, als een spiegel en een voorbeeld voor ons. Gelovigen uit alle tijden hebben hierin hun eigen vreugde en vragen herkend. Hoogte en diepte komen hier naar voren, met alles wat ertussen ligt.
De psalmdichters zingen van liefde tot God: ‘Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte’ (Ps. 18). Gods lof wordt bezongen met uitbundige vreugde. Zijn trouw: ‘Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid [verbondstrouw] is voor eeuwig’ (Ps. 136). Zijn genade: ‘Loof de HEERE … die al uw ongerechtigheid vergeeft’ (Ps. 103). Zijn heerlijkheid: ‘HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw naam op de hele aarde!’ (Ps. 8)
In de boetepsalmen klinkt diepe ootmoed: waar moet je als mens blijven als God kijkt naar je zonden? En dan is er nog dwaling die je zelf niet ziet (Ps. 19: 13). Die schuld wordt voor de HEERE beleden, maar tegelijk wordt er gepleit op Gods ontferming.
Een genre dat misschien wel het minst bekend is in andere liederen en in onze gebeden is de klacht. In Psalm 13 vraagt de dichter vier keer hoelang het nog duurt voor God eindelijk komt en hem hoort. ‘Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten?’ Hij kan het er niet in uithouden dat God hem niet ziet en hoort. Daarom beroept hij zich op God, ‘mijn God’. Hij worstelt met God en hij gebruikt grote woorden. Ook die klacht vol wanhoop en vertwijfeling geeft de Heere ons als voorbeeld voor ons gebed. In Psalm 88 lijkt er zelfs geen enkel spoortje licht te zijn, alleen aan het begin (‘HEERE, God van mijn heil’). Zelfs als alles zwart is, als God zich verbergt, vind je in de psalmen woorden om te worstelen met God. En door die nood voor Hem uit te zeggen komt er soms ook een omkeer, al zijn de omstandigheden nog precies hetzelfde. Zou die worsteling met God niet vaker een plaats mogen hebben in onze (persoonlijke en openbare) gebeden, zonder dat we meteen een antwoord willen geven, zonder God los te kunnen laten?

Meezingen
Wij hebben de psalmen ontvangen om ze mee te zingen en om zo te zien hoe de levende God is én hoe het er in de levende omgang met Hem aan toegaat. De omstandigheden zijn heel wisselend. Er is berouw over de zonde, diepe moedeloosheid, worsteling met God en Zijn weg, hopen op God, de lofzang op Zijn grote daden. Voor alle omstandigheden vind je in de psalmen voorbeelden om mee te bidden of te zingen, juist als je zelf geen woorden hebt om je verdriet of je vreugde te uiten.
Toch is dat niet het enige. Wij zoeken bij zingen snel iets om ons te uiten: als je verdrietig bent een klaagpsalm, als je blij bent een loflied. Dat mag. Maar het gaat er minstens zozeer om de boodschap ín je hart te krijgen. Je zingt niet naar buiten, maar naar binnen. Als je dankbaar bent, is een belijdenis van schuld evengoed nodig. Als je moedeloos bent, is het goed om toch te zingen van Gods grote daden. Als je hart koud is, kan een lied over verlangen naar God en liefde tot God dat weer aansteken. De psalmen zijn ook een voorbeeld voor wat we níét ervaren, maar wel nodig hebben. Elke twee weken alle psalmen zingen is misschien wat veel als je niet in een klooster woont. Maar het zou heel goed zijn om elke dag minstens één psalm te lezen, te bidden, mee te zingen.

Weergaven: 62