Skip to main content

Judas Iskariot, de verrader. Hij is een uitzonderlijk figuur. Ik denk niet dat wij ooit een kind naar hem zouden vernoemen. Toch was hij een van Jezus’ leerlingen die veel van Gods werken heeft gezien. Hoe kon hij een verrader worden?

Judas, de verrader, roept nooit sympathie op bij ons. Wanneer we de evangeliën doorlezen, worden we bij zijn aanstelling tot apostel al gewaarschuwd. Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Hij is de verrader. Alsof het op zijn voorhoofd stond geschreven. Wanneer je een middeleeuws schilderij van de discipelen bekijkt, herken je Judas direct. Hij heeft een gemene blik en ziet er onvriendelijk uit. In werkelijkheid zal dat wel hebben meegevallen. Misschien zag hij er juist wel heel aardig en sympathiek uit, wie zal het zeggen?

Een van de twaalven
Voor het oog was Judas niet anders dan de andere discipelen. Ga maar eens na. De Heere Jezus had een hele nacht gebeden voordat Hij Zijn apostelen riep. Judas was een van de twaalven. Hij genoot een zeker vertrouwen van de andere apostelen, want hij beheerde de gezamenlijke geldbuidel. Op zijn manier had hij de Heere Jezus ook lief. Hij was net als de anderen uitgegaan om het evangelie te verkondigen. Hij kwam ook blij terug omdat hij zag dat de duivelen onderworpen waren (Luk. 10). Daardoor heeft hij iets gesmaakt van de gave van de Geest (Hebr. 6: 4). Hij heeft de Heere Jezus de beloften horen uitspreken dat de twaalf apostelen zullen delen in de heerlijkheid van God wanneer Hij alle dingen nieuw zal maken. Op die dag zullen ze zitten op twaalf tronen om te heersen over de twaalf stammen. Als iemand aan Petrus of Johannes zou hebben gevraagd of Judas ook bij die twaalf apostelen hoorde, dan zouden ze daar volmondig ‘ja’ op hebben gezegd. Judas is een van hen. Judas zelf zal daar ook vanuit zijn gegaan. Net als de anderen had hij alles verlaten. Wat is het verschil?

Wij horen allemaal bij de kerk en luisteren allemaal naar hetzelfde evangelie. Misschien zeg jij ook wel dat jij bij de Heere Jezus wilt horen. Je rekent jezelf erbij, net als Judas. Maar als iedereen zegt dat je erbij hoort en je vindt dat zelf ook, is het dan ook zo?

‘Hij was net als de anderen uitgegaan om het evangelie te verkondigen’

Hij was een van de twaalven. Dat is een uitdrukking die de evangeliën op één keer na alleen bij Judas gebruiken. Daarmee wordt zichtbaar hoezeer de radicaliteit van de scheiding is die de Heere Jezus veroorzaakte binnen de twaalven. Immers, een van de twaalven zou zich aan Hem ergeren. Die ergernis zou zich ontketenen tot verraad. Hoe kon het zover komen? Was hij dan zo blind?

Verduisterd verstand
Judas’ verstand was verduisterd. Maar dat gold niet minder de andere apostelen. Geen van de discipelen begreep iets van Christus’ onderwijs over het Koninkrijk van God. Zij begrepen niet dat Gods Koninkrijk van een heel andere orde was. Tegenover Pilatus zei Jezus vrijuit dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is. Net als de andere Joden verwachtten de apostelen dat de Messias een nieuwe tijd zal inluiden, namelijk van herstel van Israëls volksbestaan. Het koningschap zal worden hersteld door de Messias-koning. Tot heil van Zijn volk zullen alle volken aan Hem onderworpen zijn. De discipelen dachten dat de Messias een aards koninkrijk zou oprichten. Hij zou hen bevrijden van het juk van de Romeinen. Zij hadden geen oog voor het geestelijk karakter van Gods Koninkrijk. Alle apostelen hadden een menselijke voorstelling gemaakt. Eigenlijk viel Judas nog wel mee. Hij was niet zoals Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs, die openlijk naar de belangrijkste ministerposten solliciteerden. Hun moeder had aan de Heere Jezus gevraagd of haar zonen aan Zijn rechter- en linkerhand mochten zitten wanneer de heerlijkheid van Zijn koningschap was aangebroken. Net als de anderen zal ook Judas het hen kwalijk hebben genomen dat ze om die bevoorrechte positie durfden vragen.
Voor het oog was Judas niet anders dan de andere discipelen. En Judas zelf? Toen hij tot apostel werd benoemd, wist hij niet dat hij eens de verrader zou worden. Als we zo naar Judas kijken, komt hij dan niet heel dicht bij ons? Wij willen geen Judas heten, maar zouden wij toch niet op hem kunnen lijken?

Omslagpunt
Waar ging het bij Judas mis? Wat maakte hem anders dan de andere discipelen? Had het misschien met geld te maken? Hij was immers een dief van de gezamenlijke portemonnee. Als hij geld uit de beurs nam om barmhartigheid te bewijzen, om belasting te betalen of om brood te kopen, gleed er ook wel eens een geldstuk in zijn eigen broekzak. Het feit dat hij een dief was, maakte hem echter nog niet tot een verrader. Tollenaren waren ook dieven, want zij eisten geld uit andermans portemonnee zonder daarvoor rekenschap af te leggen. Mattheüs was zo’n dief die een apostel was geworden. Maar bij Judas was het andersom. Hij bekeerde zich niet van zijn begeerte naar geld en macht. Geld en macht waren belangrijk in Judas’ leven.

Dat zegt ons iets over zijn hart. Hij wilde de Heere Jezus wel volgen, maar dan alleen als Jezus aan zijn verwachting voldeed. Zijn hart ging uit naar Jezus, maar het was niet met een ongedeeld hart. Hij had een eigen agenda. Het zal Judas na verloop van tijd steeds duidelijker zijn geworden dat Jezus niet in zijn agenda past. Het zal hem duidelijk zijn geworden dat er van een omwenteling van macht geen sprake zou zijn. Zijn Meester had de kansen daarvoor laten schieten. Eens volgenden duizenden Hem. De Heere Jezus had de menigte gevoed met vijf broden en twee vissen. Mensen wilden een koning van Hem maken. Maar juist toen verborg Hij Zich en was Hij alleen op de berg. Toen Hij op het hoogtepunt van populariteit kwam, begon Hij een preek te houden over het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed. Toen hebben velen Hem verlaten. Of denk aan het moment dat Hij op een veulen Jeruzalem binnenreed. Mensen namen takken van palmbomen en in groten getale werd het lied van de Messias gezongen: Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen! Velen zullen zich afgevraagd hebben of dit de dag was die de Heere gemaakt had, de dag van Zijn koningschap. Zou Hij dan de koning zijn die de Romeinen zou uitroeien? Maar in plaats van de macht over te nemen, vertrok Hij naar Bethanië. Waarom herstelde Jezus niet de heerschappij van Israël in glorie?

‘Geld en macht waren belangrijk in Judas’ leven’

Bij Judas was er niet alleen onbegrip en teleurstelling. Bij hem ging het dieper. Bij de zalving te Bethanië hadden verschillende discipelen zich gestoord aan de vele kostbare olie waarmee Jezus werd overgoten. In hun ogen werd een fortuin verspild. Bij Judas was dit echter het moment dat er iets bij hem knapte. Hij hoorde de Heere Jezus zeggen dat Hij niet altijd bij hen zou zijn. Hij sprak opnieuw over Zijn dood en begrafenis. Judas ergerde zich aan zijn Meester. Toen kwam het bij hem tot een kookpunt. Judas zocht een uitweg voor zijn ergernis. Hij had al lang gezien dat de geestelijke leiders zich ook aan Jezus ergerden. Hij zou ze wel een handje helpen. Zijn ergernis won het. Jezus gaf hem aanstoot. Zo bleef Judas onder de heerschappij van de boze. Toen kwam ook het moment dat God hem losliet en satan in hem voer. Zo loopt er een scheiding dwars door de twaalven. Aangrijpend. De kerkvader Origenes zegt zo treffend: ‘Hij loopt over tot de dwaalleer en tot de valse priesters, d.i. tot namaakchristenen. Hij levert Christus, het Woord der waarheid, aan hen over om gekruisigd en vernietigd te worden.’

Gods wijsheid
De Heere Jezus wist wie Judas was. Dat Judas hem zou verraden, overviel Hem niet bij verrassing. In Johannes 6: 70 zegt Hij dat een van de twaalven uit een duivel is. Als de Heere Jezus dat wist, hoe heeft Hij dan Judas tot apostel kunnen aanstellen? Kon Judas nog wel anders dan zijn Meester verraden? Was hij daartoe niet voorbestemd? Wij raken hier het mysterie van het heil dat ons verstand ver te boven gaat. De Heere Jezus wist wie Hem verraden zou, maar dat maakt God niet tot een auteur van het kwaad. Het is anders. God onderwerpt vrijmachtig het kwaad aan de vervulling van Zijn beloften. Daarom moest het zo gaan, want de Schriften moesten in vervulling gaan.

‘God onderwerpt vrijmachtig het kwaad aan de vervulling van Zijn beloften’

Met Judas als zijn schaakstuk dacht satan Gods werk te kunnen beschadigen. Toen satan dacht te winnen, werd hij de grote verliezer. Judas’ haat werkte Gods plan niet tegen, maar mee. Het doet ons denken aan de uitspraak van Jozef nadat hij zich aan Zijn broers heeft bekend gemaakt: ‘Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden’ (Gen. 50: 20). Zijns ondanks heeft Judas mee moeten werken aan de uitvoering van Gods verlossingsplan. Enkele uren voordat Hij de verraderskus op Zijn wang voelt, bidt de Heere Jezus tot Zijn Vader: ‘Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik ze in Uw Naam. Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde’ (Joh. 17: 12).

De Schrift moest vervuld worden. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid! Dat sluit het handelen van mensen niet uit maar in. Voor dat handelen zijn wij volledig verantwoordelijk. Judas is niet te verontschuldigen. Gods heilsplan wordt uitgevoerd, ondanks de blindheid van de apostelen en ondanks het verraad van Judas. Wonderlijk! Dat mag voor de kerk in crisis tot troost zijn. Geen Judas kan Gods werk keren.

Het is ook een waarschuwing. Het oordeel begint bij het huis Gods. Een van de twaalven … Wie zou niet bidden: ‘Heere, geef mij niet over aan mijzelf.’ Als jij je nog steeds niet met God hebt laten verzoenen, wees dan gewaarschuwd. We kunnen ons niet verschuilen achter onze onwil of onmacht. Er klinkt een wee over degenen die ergernis nemen aan het kruis van Christus.

Judas is nooit helemaal losgekomen van de Heere Jezus. Hij kreeg spijt. Hij zag in dat hij onschuldig bloed had verraden. Hij vond geen begrip bij de geestelijke leiders. De barmhartigheid van de goddelozen is wreed. Omdat hij God niet zocht, vond hij geen adres voor zijn berouw. Hij kende geen berouw tot God. Terwijl de Heere Jezus hem had geleerd: ‘Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen’ (Matth. 5: 3). Laten we voor de spiegel van Judas niet weglopen.

Weergaven: 107