We komen hem nog niet zo heel vaak tegen, toch zal dat in de toekomst vaker voorkomen: de deeltijdpredikant. Het is iemand die zich ten volle geroepen weet om in het ambt van predikant werkzaam te zijn in verkondiging, pastoraat en onderwijs en de werkzaamheden daaromheen, terwijl hij daarnaast nog een baan of werk heeft in het maatschappelijk leven.
Op de laatst gehouden generale synode werd ook over de predikant in deeltijd gesproken. Dat was naar aanleiding van een rapport van de Commissie kleine kerken. Uiteraard staat die bespreking niet los van het gegeven dat er nogal wat kerken zijn die krimpen. Daar zou heel veel over te zeggen zijn, dat voert nu te ver. In ieder geval heeft men vanwege het feit dat financiën een rol spelen bij het beroepen van een predikant het nodig geacht om, waar het kleine kerken betreft, na te denken over de predikant in deeltijd. Overigens is dat niet het enige. Er zijn ook dominees die vanwege hun gezondheid niet in staat zijn voltijds te werken.
Je kunt je afvragen: is bezinning m.b.t. een predikant in deeltijd nu echt nodig? Het preekrooster (typisch woord toch wel …) kun je, als je als preekvoorziener op tijd bent, goed gevuld krijgen, mede dankzij nogal wat emeritus predikanten op wie je een beroep kunt doen. Voor catechese en pastoraat zijn ook wel predikanten of anderen te vinden die dergelijke taken over kunnen nemen. Alles bij elkaar opgeteld kom je zo financieel heel aardig uit. Is dit alles geen mooiere oplossing voor wat betreft een vacature? Inderdaad: een gemeente is soms zo klein dat niet voldaan kan worden aan de financiële regelingen die voor een predikant gelden. Toch moet je wat oppassen met direct naar een gemakkelijke oplossing te gaan zoeken.
Er zijn ook andere, min of meer principiële bezwaren ingebracht tegen de predikant in deeltijd, als zou het een verarming zijn van het ambt van predikant als deze niet voor de volle tijd predikant is. Gemeenten en kerken zouden dat toch niet moeten willen, een predikant die een bijbaan heeft? Druist dat niet in tegen het hoge ambt van dienaar van het Goddelijk Woord? Kan er niet iets anders bedacht worden?
Tentenmakers in Handelingen 18
Onze predikant in deeltijd komt in de Bijbel zo niet voor. Toch komen we bij enig speurwerk wel boeiende aspecten tegen die voor ons van belang zijn als het gaat over dit onderwerp. Ik denk allereerst aan Handelingen 18. Daarin lezen we dat Paulus op zijn tweede zendingsreis in Korinthe aankomt. Daar ontmoet hij Aquila en diens vrouw Priscilla, die in Korinthe hun toevlucht hadden gezocht omdat keizer Claudius alle Joden uit Rome verbannen had. Paulus was door hen gastvrij ontvangen en Handelingen 18 vermeldt dat zowel Aquila en Priscilla alsook Paulus van beroep tentenmakers waren, en dat ze daarin ook samenwerkten: ‘En omdat hij hetzelfde handwerk uitoefende, bleef hij bij hen, en zij werkten samen, want zij waren tentenmakers van hun handwerk.’ Bij tenten moeten we stellig denken aan onderkomens zoals ze ook door rondreizende bedoeïenen gebruikt werden en dat waren geen luxe-tenten. Integendeel, ze waren gemaakt van ruw en sterk materiaal, doorgaans geweven geitenhaar en leer, en moesten tegen allerlei weersomstandigheden bestand zijn. We kunnen gerust aannemen dat het zware arbeid was om deze te vervaardigen. Had Paulus al het gereedschap en complete tenten bij zich op zijn reizen? Dat zou een hele ballast geweest zijn bij alle reizen, vaak te voet afgelegd. Mogelijkerwijs nam hij delen of onderdelen mee, zodat hij zijn werk kon verrichten; misschien kon hij gebruik maken van werkplaatsen van anderen. Voor Handelingen 18 is dat zelfs aannemelijk. Daarnaast verkondigde Paulus als apostel het Evangelie, vaak in de synagoge; als het daar niet kon in een huis, Handelingen 18 laat dat ook zien. Deze gang van zaken wordt nogal eens aangeduid als het tentenmakersprincipe of de tentenmakersbediening. Hoe je ook wilt spreken over deze aanduidingen, er is wel verwarring door ontstaan. Meermaals worden deze aanduidingen ook gebruikt voor mensen die in hun gewone beroep actief zijn en daarbij en daarin zoveel mogelijk het Evangelie verkondigen, binnen het kader van een missionair project of zending. Het komt mij voor dat zoiets wat anders is. Om begripsverwarring te voorkomen zou men de aanduiding ‘tentenmakersprincipe’ etc. daar niet voor dienen te gebruiken, maar moeten we die reserveren voor datgene wat Handelingen 18 aanreikt voor wat betreft de situatie van Paulus. Zijn roeping en zijn hoofdtaak was het Evangelie verkondigen, en daarnaast deed hij zijn werk als tentenmaker om in zijn levensonderhoud te voorzien om zo niemand tot last te zijn. Sommige Bijbeluitleggers wijzen erop dat dit in overeenstemming was met de joodse traditie: een rabbijn moest een handwerk leren om daarmee in zijn levensonderhoud te voorzien. We zien in Handelingen 18 om zo te zeggen een ‘apostel in deeltijd’, zij het dan dat hij in zijn werk als apostel geen inkomsten verwerft. Maar hij is wel honderd procent apostel!
Verschil moet er zijn: 1 Korintiërs 9
Het is zeker boeiend om te zien dat Paulus ook vrij had kunnen blijven van handenarbeid. Dat lezen we in 1 Korinthe 9: 6: hij gaat daar in op verwijten van tegenstanders die stelden dat hij probeerde het Evangelie te verkondigen alleen maar om geldelijk gewin. Hij maakt dan duidelijk dat hij op zich het recht zou hebben om vrij te blijven van handenarbeid om helemaal vrij te zijn voor het werk als apostel, zoals bepaalde verkondigers dat kennelijk ook in praktijk brachten: ‘Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?’ Je kunt daarbij ook denken aan die hele opmerkelijke uitspraak van hem, waarin hij verwijst naar Deuteronomium 25: 4. Die tekst gaat over ossen die bezig zijn het graan te dorsen: ‘Gij zult een dorsende os niet muilbanden.’ Een dier dat arbeid verricht, verdient het ook gevoed te worden. In 1 Korinthe 9: 9 betrekt hij deze tekst op een dynamische manier op zijn eigen situatie! Iemand die werkzaam is in het Evangelie verdient het om levensonderhoud te verkrijgen. Paulus heeft dat als mogelijkheid onder ogen gehad, en achtte dat op zich gerechtvaardigd. In 1 Timotheüs 5: 18, Handelingen 20 en 2 Thessalonicenzen 3 zien we hetzelfde. Paulus maakt van deze mogelijkheid geen gebruik om alle verdenkingen te ontzenuwen. Maar dat een dienaar van het Evangelie alle tijd kan en mag hebben voor zijn arbeid is hier te vinden. Dat mag gezegd worden tegen hen die het een ideale situatie vinden om een voorganger te hebben die een fulltime baan ergens heeft en daarnaast voorganger is. Die geluiden zijn soms te horen. En, zo zegt men, is een bijkomend voordeel ook niet dat zo iemand met beide benen op de grond staat? Dat zo iemand niet altijd even grondig kan zijn in het onderzoek van de Schriften wordt nogal eens vergeten.
Verschillende lijnen
Dat regelingen bij ons niet exact zijn zoals we ze in de Bijbel vinden, zal duidelijk zijn. Dat we lijnen tegenkomen die nu vandaag voor ons van belang zijn, is ook duidelijk. Wat belangrijk is: je moet deze twee lijnen in onze huidige situatie niet tegen elkaar uitspelen. In de ene situatie kan het ene dienstbaar zijn, in een andere situatie het andere. Als de grootte van een gemeente het noodzakelijk maakt dat er iemand is die fulltime het werk van voorganger kan verrichten, is het alleszins reëel dat in diens levensonderhoud voorzien wordt door die gemeente. Maar het kan ook zijn dat een gemeente zo klein is dat in het volledige levensonderhoud van de voorganger niet voorzien kan worden, ook niet als er landelijke voorzieningen zijn om kleine gemeenten te hulp te schieten. Dan is het alleszins reëel dat er gekeken wordt naar een voorganger die naast zijn werk als predikant ook andere inkomsten heeft. Zo iemand is dan principieel gezien voor de volle honderd procent dienaar van het Goddelijk Woord, hij draagt voor honderd procent het ambt van predikant, met alle rechten en plichten van dien, heeft ook een theologische bibliotheek en verdere scholing en studie nodig, om maar iets te noemen, maar is dan in deeltijd verbonden aan een (doorgaans kleine) gemeente. Al zijn er ook nog andere situaties denkbaar. Hoe de verdeling en indeling wordt is, een gezamenlijke taak voor predikant en kerkenraad. Zo’n voorganger zal ook een grote beschikbaarheid willen hebben, bij voorbeeld na een dag hard werken in een baan in de maatschappij bereid willen zijn indien nodig ’s avonds ook nog een terminaal gemeentelid te bezoeken. Waarbij er dan tegelijkertijd op moet worden toegezien dat er geen overbelasting plaatsvindt. Dat is een groot gevaar bij mensen met meer dan één taak, vooral als je geneigd bent beide voor meer dan honderd procent te doen. Dan loopt het vast! Immers, van beide kanten ontstaat er automatisch druk, en veel schakelen naar beide kanten vraagt veel. De inkleuring is een zaak van predikant en kerkenraad samen, maar het moet de predikant niet zwart voor de ogen worden.
Een deeltijdpredikant: een goede mogelijkheid!
Het zou het mooist zijn als zo’n deeltijdpredikant in een andere tak van arbeid benoemd of beroepen kan worden die iets gemeenschappelijks heeft met het ambt van predikant. Je zou aan de docent kunnen denken binnen het kader van een theologisch instituut, of de geestelijk verzorger in het ziekenhuis, of de schoolpastor. Maar die mogelijkheden zijn gering. Hoe dan ook, allerlei situaties kunnen de deeltijdpredikant noodzakelijk maken, en het hoeft principieel gezien niet verworpen te worden. Daarin zijn de Bijbelse gegevens te belangrijk. Als kleine gemeenten een deeltijdpredikant mogen hebben is dat verre te verkiezen boven het gebruik maken van anderen, die ad hoc allerlei diensten kunnen verrichten. Dat komt vaak voor. Als het niet anders kan, moet het, maar ideaal is het niet. Het werk wordt op den duur te veel los-vast, van de hak op de tak. Daarom: een eigen deeltijdpredikant die én in de prediking, én in het pastoraat, én in de (volwassenen)catechese werkzaam kan zijn en betrokken is bij (missionair) beleid is wel het meest heilzaam. Zo komt er structuur in de arbeid en kunnen de verschillende taken elkaar positief beïnvloeden en wederzijds bevruchten. Wat het woord missionair betreft, dat staat hier niet zomaar, ook al staat het tussen haakjes. Ook en juist een kleine gemeente heeft zich daarop te bezinnen. Niet om uit te komen bij slimme tricks en trucs, wel om een open gemeente te zijn in de eigen context en te doen wat daar gedaan kan worden. Bij en boven alles kan het ook een predikant in deeltijd gegeven worden dat zo’n dominee, zoals het staat in het gebed bij de bevestiging van een predikant, met vrucht en met zegen werkzaam mag en kan zijn.